“180” Deze film heeft al mensenlevens gered

Zijn schokkende award-winnende documentaire ’180′ (www.180movie.com) over abortus werd in drie weken tijd een miljoen keer bekeken. De film heeft er al meerdere keren voor gezorgd dat baby’s alsnog niet geaborteerd werden. In de film krijgt Ray Comfort het voor elkaar dat mensen binnen enkele minuten hun abortusstandpunt drastisch wijzigen. CIP.nl sprak met evangelist Ray Comfort over het succes van de film en waarom Nederlanders naar de ondertitelde versie van de film zouden moeten kijken.
“Nederlanders zouden deze film moeten bekijken zodat ze weten wat er in hun eigen achtertuin gebeurt,” vertelt Ray, zelf joods.

‘Ik heb gebeden dat Ray Comfort moest komen om me tegen te houden’
In de jaren ‘80 greep iemand Ray Comfort bij de arm en zei: “Wist je dat de nieuwe christen – Fran – erop uit is om een abortus te hebben?” Toen ik erachter kwam dat ze al in het ziekenhuis was, sprong ik in mijn auto, reed naar de stad en liep zo snel mogelijk naar haar kamer. Ze zat op een bed en men had haar al klaargemaakt voor de ingreep. Ik zei tegen haar, “Alsjeblieft, doe het niet!” Ze lachte en zei, “het is goed zo. Ik laat geen abortus meer doen. Ik heb net gebeden tot God dat, als hij niet zou willen dat ik een abortus laat doen, Ray Comfort moest komen om me tegen te houden”.
Twee jaar later zag ik een kind kruipen op het gras. Het was Fran’s kleine kind, het kind wat ze bijna had laten aborteren. Op dat moment drong het tot me door dat twee jaar eerder ik was gebruikt – op een kleine manier – om dit kleine leventje te redden.
Abortus is namelijk het nemen van een mensenleven, iets wat ons allemaal aan het hart zou moeten gaan.

Ray: “De Bijbel zegt: ‘Vergiet iemand het bloed van de mens, dan zal diens bloed vergoten worden; want naar het beeld van God heeft Hij de mens gemaakt.’ Wij kunnen vaak als mensen nog niet eens een schaap of koe doden, terwijl dat beesten zijn. Wanneer we het leven nemen van een ongeboren mensenleven, dan zegt de Bijbel dat we daar voor moeten betalen met ons leven. Zo serieus is het, dat komt omdat de mens is gemaakt naar het beeld van God. Het is een unieke creatie en is van grote waarde in de ogen van de Schepper. Daarom zouden we een afkeer moeten hebben van abortus.”
De film ’180′ heeft al mensenlevens gered zoals het kind van Fran.

Christen Joseph Wade was enkele dagen geleden bij een abortuskliniek met zijn laptop. Hij liet de trailer zien van de film aan twee voorbijgangers, waarna de hele film werd bekeken. Comfort vertelt: “Een van hen was vier maanden zwanger, de andere drie. Ze kwamen naar die kliniek om een abortus te laten uitvoeren. Ze waren na het kijken beide in tranen, omhelsde Joseph Wade en kozen ervoor hun baby’s niet te aborteren maar om in plaats daarvan de baby’s te laten adopteren.”

Bekijk de hele documentaire hier. Druk op ‘cc’ om de juiste ondertiteling aan te zetten.


Verspreid de film onder je kennissen.
Bron: http://boinnk.nl/blog/23245/abortus-wat-te-doen-als-je-er-voor-komt-te-staan
Zie ook: http://eindtijdnieuws.blogspot.com/2011/10/het-is-oke-om-een-baby-te-aborteren.html

Het spel van de liefde

Zondag 30 oktober 2011 – HET SPEL VAN DE LIEFDE
31e zondag door het jaar A.
Matheüs 23:1-12

Door Pater Ambro Bakker s.m.a., deken van Amsterdam

Handen spelen een belangrijke rol in ons leven. Als je elkaar tegenkomt, dan geef je elkaar een hand. Weet u waar die gewoonte vandaan komt? Het is een overblijfsel uit vroegere tijden om te laten zien dat je ongewapend bent, dat je niets achter de hand houdt. Elkaar begroeten met open handen: dat is hartelijkheid, dat betekent dat je niets voor de ander verborgen houdt. De ander heeft niets van je te vrezen. Integendeel zelfs! De laatste weken hebben we gehoord dat er tal van mensen Jezus benaderen met een verborgen agenda. Ze komen niet met lege handen. Ze proberen Jezus klem te rijden met een brede glimlach om de mond. Maar Jezus veegt hun de mantel uit, laat zich niet in hun strikken vangen. Hij verwijt hen dat ze komedie spelen. Hun handen lijken leeg, maar ze zijn gevuld met haat en vooroordelen.

We willen écht bij de ander overkomen, maar wie van ons speelt geen toneel, doet zich anders voor dan hij eigenlijk is? “Het leven is een schouwtoneel, ieder speelt zijn rol, een ieder krijgt zijn deel.” Wij verwachten dat ieder van ons zijn rol speelt. Er is een groot verlangen om gezien en opgemerkt te worden. Ook al wordt een directeur tegenwoordig met zijn voornaam aangesproken, toch weet hij heel goed wie hij is, en de onderdaan mag niet vergeten dat hij de baas is. Jezus verwijt de Farizeeën dat zij geestelijk komedie spelen. Jezus heeft er een hekel aan dat de religieuze leiders niet leven naar hun eigen woorden. Het tweede verwijt van Jezus is nog harder: ze doen er alles aan om bij de mensen op te vallen. Ze willen graag gezien worden, zij zoeken naar de ereplaatsen. Menigeen is op zoek naar het applaus van mensen.

In onze tijd zijn de verwijten van Jezus nog goed inpasbaar. Velen hebben de kerk de rug toegekeerd, omdat ze een te groot contrast zagen tussen woorden en daden. En van de pastoor zeggen ze dat hij eerst zelf maar eens moet doen wat hij preekt. Wij leven in een tijd, waarin de kerk niet meer wordt herkend aan de hoogte van haar kerktorens, maar aan het aantal mensen die haar in liefde willen dragen. De nadruk ligt niet op het kerkgebouw, maar op het samen-kerk willen zijn, op de gemeenschap, op Gods-Volk-onderweg.

Je bent niet groot door het feit dat je een leidinggevende positie inneemt. Je bent niet groot, omdat je met je ellebogen werkt en over de rug van een ander naar boven klimt. Je bent alleen maar groot, als je je durft in te zetten voor mensen die je nodig hebben. De daad bij het woord voegen – daar gaat het om! Ouders laten hun kinderen de eerste communie doen en blijven vervolgens weg. Leraren vragen aan hun leerlingen dat zij zich voor 100% inzetten, en zelf nemen ze hun taak wat te gemakkelijk op. Politici spreken over “burgerzin”, en zoeken zelf een uitweg om onder de belasting uit te komen. Priesters spreken van soberheid en evangelisch leven en vergeten daarin zelf het voorbeeld te geven. Daarom zegt Jezus: “Gij moet u geen Rabbi laten noemen”. Dat is geen aanslag op het wettig gezag, maar een aansporing om voor elkaar de zware taak wat lichter te maken. Wie verantwoordelijkheid draagt, mag weten dat hij niet zijn eigen volmaaktheid hoeft te vertegenwoordigen, maar de volmaaktheid van de Vader, die in de hemel is. Je hoeft je zelf niet te blijven verdedigen, maar de wil van God moet gedaan worden. Je hoeft je zelf geen perfectie aan te meten die alleen aan God toekomt.

Als mensen hoeven wij niet op onze tenen te lopen. Wij mogen struikelen, als we elkaar maar weer op de been helpen. Je eigen zwakheid kennen en je in alle eerlijkheid niet beter voordoen dan je bent. Gods woord verkondigen, maar er ook naar leven. Elkaar niet te zware lasten opleggen. Anderen niet veroordelen, omdat zij even zwak zijn als wijzelf. Met elkaar omgaan, ongewapend, en met open handen en zonder verborgen agenda’s. Onze handen gebruiken, niet om te slaan en te duwen, maar om elkaar te strelen en lief te hebben. Handen uit de mouwen steken, als de ander in nood is. Met gebaren vullen we aan waar woorden tekort schieten. Soms maak je vuile handen. Handen kunnen zwaar worden van schuld en onmacht. Je zou ze schoon willen wassen, maar waarmee?

Handen worden wat schoner, als we geloven metterdaad. Niet alleen leven van de krachtige en bevrijdende woorden van Jezus, maar er ook naar leven. Monden en handen zouden wat meer in elkaars verlengde moeten liggen. Dan zou deze wereld er anders, zelfs beter uitzien. Het zou de aarde meer maken tot de aarde, zoals God die bedoeld heeft in den beginne: Gods eigen speeltuin, waarin mensen elkaar niet meer aftroeven, maar waar mensen met elkaar – ongedwongen en ongewapend – en met open handen – het spel van de (naasten)liefde spelen.

Bron: http://www.dekenaat-amsterdam.nl/webcms/index.php?option=com_content&view=article&id=1039:zondag-30-oktober-2011-het-spel-van-de-liefde&catid=104:preken-2011&Itemid=190

Ja, ik ben van Bergeijk

Een impressie van Bergeijk, gelegen tussen Eindhoven en de Belgische grens. Een authentiek Kempisch dorp met een rijke historie die teruggaat tot de geschiedenis van de Teuten, marskramers die met hun koopwaar op de rug te voet vele honderden kilometers aflegden. Bergeijk is vooral ook bekend als het dorp van de coöperatieve weverij De Ploeg, van de oude melkfabriek ’t Stoom, van Gerrit Rietveld en Mien Ruijs, van de Koninklijke Harmonie Echo der Kempen (ofwel ’t Hermenieke van Bergeijk) , van leefgemeenschap De Hooge Berkt en natuurlijk van Radio Bergeijk.

Of kijk hier naar de video: youtube.com

Pastoor Penne Sint Leonardus en Tollembeek

SINT LEONARDUS IN
TOLLEMBEEK

In Tollembeek gaan we binnenkort weer het feest vieren van Sint-Leonardus. Al eeuwenlang staat in Tollembeek de Sint-Leonarduskapel http://inventaris.vioe.be/dibe/relict/39121 waar vele mensen uit de streek naartoe komen om er te bidden en de voorspraak van de heilige Leonardus te vragen bij de Heer.
Er zijn in onze Rooms-Katholieke Kerk vele heiligen, mensen van wie de Kerk gelooft dat ze – nu ze gestorven zijn – dicht
bij de Heer wonen en wiens leven een getuigenis was van echt Christus navolgen.
In vele levens van die heiligen heb ik me wel eens verdiept maar wie de heilige Leonardus was op wiens voorspraak zovele mensen van Tollembeek en omstreken vertrouwen, dat wist ik niet. Daarom ben ik maar eens gaan snuisteren in de boeken.Ziehier wat ik vond: Historisch gesproken weten we alleen dat Leonardus in het zuiden van Frankrijk een kluizenaarscel bewoond moet hebben. Het is zelfs onduidelijk of hij er ook abt was. Maar de legende weet veel meer over hem te vertellen. Hij was ridder aan het hof van koning Clovis. Via bisschop Remigius van Reims († 553; feest 1 oktober) maakte hij kennis met de christelijke godsdienst. Hij was zo onder de indruk dat hij besloot voortaan in dienst van Christus te treden.
Hij begon het evangelie overal te verkondigen. Daarbij gebeurden vele wonderen. Vandaar dat hij – althans volgens het verhaal – tot bisschop werd gewijd. Maar hij wilde niet een bisschop zijn met een paleis en rijke kleding. Hij trok zich
dus terug in een kloostertje te Orléans en vervolgens ging hij wonen in de bossen rond Limoges. Velen kwamen daar zijn raad vragen. Sommige van de mensen die hem kwamen opzoeken, wilden niet meer weg. Zij bouwden een eenvoudig hutje
bij hem in de buurt. Zo ontstond een soort van kloostergemeenschap. Hij zou als abt de leiding gehad hebben. Hij hielp de boeren in de omtrek, vooral bij veeziekten, en zelfs aanstaande moeders bij een zware bevalling. Hij had een speciale voorliefde voor de gevangenen. Door zijn tussenkomst zijn er heel wat in vrijheid gesteld. Hij liet ze daarna niet aan hun lot over, maar liet ze meehelpen bij de ontginning en bebouwing van nieuwe stukken land.

Dat leven van die heilige Leonardus die zolang geleden leefde, is ook actueel voor ons. Veel mensen zijn in onze tijd zoekende, zoekend naar antwoorden op de grote vragen van het leven. We mogen bidden om de voorspraak van de heilige
Leonardus voor onze zoekende familieleden, vrienden en medeparochianen dat ze, net als hij, het antwoord op al hun vragen bij Jezus Christus mogen vinden en zo gelukkige mensen worden. Zoals Leonardus, na zijn ontdekking van wat Jezus
Christus hem te bieden had ging getuigen, zo mogen wij zijn voorspraak vragen dat ook wij op een goede manier kunnen getuigen van ons christen-zijn en zo velen bij Hem brengen en wonderen laten gebeuren. Zoals Leonardus vanuit zijn
band met Jezus Christus de handen uit de mouwen heeft gestoken en mensen nabij is geweest, zo mogen wij de nood om ons heen ook zien. Zoals Leonardus oog had voor gevangenen, zo mogen wij oog hebben voor elke mens om ons heen die op een
of andere manier gevangen zit in problemen, in ziekte, in fouten van het leven, in rouw.

Sint Leonardus, een man van eeuwen geleden, zijn leven heeft ons ook vandaag nog veel te vertellen; zijn voorspraak: daarop mogen wij vertrouwen. Iedereen is welkom in de Heilige Mis ter ere van de Heilige Leonardus op dinsdag 8 november om 19 uur in de Sint-Leonarduskapel, Leonardusstraat te Tollembeek.

door pastoor A. Penne,
www.priesterpenne.be

Het evangelie volgens een communicantje van 8 jaar

HET EVANGELIE VOLGENS DANNY

Door Danny, communicantje van 8 jaar

Een van Gods belangrijkste taken is het maken van mensen. Hij maakt ze om degenen die dood gaan, te vervangen, zodat er genoeg mensen zijn om te zorgen voor de dingen op aarde. Hij maakt geen volwassenen, alleen baby’s. Ik denk, omdat die kleiner zijn en makkelijker te maken. Op die manier hoeft Hij zijn waardevolle tijd niet te gebruiken om ze te leren praten en lopen. Hij kan dat gewoon overlaten aan moeders en vaders.
Gods tweede meest belangrijke taak is het luisteren naar mensen die bidden. Dat wordt vreselijk veel gedaan sinds sommige mensen, zoals predikers en dergelijken op allerlei momenten bidden, behalve als ze slapen. Daarom heeft God geen tijd om naar de radio te luisteren of naar de televisie te kijken. God ziet alles en hoort alles en Hij is overal, wat Hem allemaal behoorlijk bezig houdt. Dus moet je Zijn tijd niet gaan verprutsen door over de hoofden van je vader en moeder heen te vragen om iets, waarvan zij zeiden, dat je het niet mocht hebben.

Jezus is Gods zoon. Hij deed gewoonlijk al het zware werk, zoals op water lopen, wonderen doen en proberen mensen te onderwijzen die niet willen leren over God. Die mensen werden dat preken tegen hen uiteindelijk zat en kruisigden Hem. Maar Hij was goed en vriendelijk, zoals Zijn Vader, en Hij vertelde Zijn Vader dat ze niet wisten wat ze deden en dat Hij hen moest vergeven en God zei: okay.

Zijn Vader (God) had veel waardering voor alles wat Hij had gedaan en Zijn harde werk op aarde, en Hij vertelde Hem dus, dat Hij er niet meer uit hoefde, Hij kon in de hemel blijven. En nu helpt Hij Zijn Vader en zorgt zelf voor dingen waarvoor Hij God niet hoeft lastig te vallen; zoals een secretaris zou doen, maar dan belangrijker.

Uit: parochieblad Sint Pieter, Maastricht, Parochieblad nr. 6, 2 mei 2009.

Mystica Anna Catharina Emmerick

Zr. A.C. Emmerick

De Zalige Anna Catharina Emmerick (Flamsche, 8 september 1774- Dülmen, 9 februari 1824 ) was een Duits mystica.

Zij werd geboren in een gezin van arme boeren en was een zeer vroom kind dat kampte met een zwakke gezondheid. Zij kreeg zoveel verschijningen en profetieën dat zij dacht dat alle kinderen het Kind Jezus en de zielen in het vagevuur konden zien. Zij kon een diagnose bij ziekten stellen, behandelingen aanbevelen en de zonden van een persoon zien. Zij werkte op de boerderij van haar ouders en van andere boeren als naaister, en als helpster van een arme organist, die haar het instrument leerde bespelen. Zij trad in in het klooster van de Augustinessen in Dülmen in 1802. Haar gezondheid was weliswaar zwak, maar haar enthousiasme voor het geloof was groot. In de kerk en in haar cel kreeg zij zinsvervoeringen. Het klooster werd in 1812 door de overheid gesloten en Anne trok in in een weduwenhuis.

Haar gezondheid ging achteruit. Haar verschijningen en profetieën namen toe en later dat jaar kreeg zij de stigmata met de wonden van Christus op haar handen, haar voeten en haar hoofd en een kruis op haar borst. Zij trachtte de wonden te verbergen, maar het nieuws lekte toch uit en de vicaris-generaal liet een uitgebreid onderzoek instellen, waarna bleek dat het bericht correct was. In 1819 opende de overheid een eigen onderzoek. Zij werd opgesloten, bedreigd, omgepraat en onder 24-uren-toezicht geplaatst, maar de aangestelde commissie vond geen bewijzen voor of tegen en toen ze verplicht werd verslag uit te brengen, noemde ze het gebeurde fraude, zonder uit te leggen waarom.

De schrijver Clemens Brentano bezocht Anne op haar ziekbed. Zij zei dat zij hem had gezien in een visioen en vroeg hem een geschreven verslag te maken van de openbaringen die zij had gekregen. Hij vertaalde de openbaringen van Annes Westfaals dialect naar het algemeen Duits. Deze werden in 1833 gepubliceerd als het Smartelijke lijden van Onze-Lieve-Heer volgens de meditaties van Anna Catherina Emmerich. In 1852 volgde Het leven van de Maagd Maria en het driedelige Leven van Onze-Lieve-Heer van 1858 tot 1880. De werken waren verhalend van vorm en zouden velen inspireren.

Haar canonisatie werd formeel ingeleid op 14 november 1892. Door aanklachten over het verbreken van haar kuisheidsgelofte werd het onderzoek stopgezet op 30 november 1928. De aanklachten bleken echter vals en het onderzoek werd heropend op 18 mei 1973. In 2004 werd zij zalig verklaard door paus Johannes Paulus II. Haar feestdag is op 9 februari.

Vgl. bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Anna_Catharina_Emmerich

Pastoor Andy Penne schrijft over RAFAËL EN DE ENGELEN

Archangel Raphael and Tobias
Image via Wikipedia

RAFAËL EN DE ENGELEN…

Op 29 september was ik uitgenodigd voor het feest van de aartsengel Rafaël in het gelijknamige rusthuis Sint-Rafaël in Liedekerke. Centraal in de viering stond dus het verhaal rond de engel Rafaël zoals dat tot ons komt vanuit de Bijbel.Toen ik de afgelopen dagen daarover met mensen sprak, valt het me op dat maar weinigen iets kunnen vertellen over de engel Rafaël, het is een verhaal wat eigenlijk onbekend is.  De andere aartsengelen kent men beter. Gabriël kent men van de boodschap aan Maria dat ze de Moeder van de Zoon van God zou worden en van de boodschap aan Zacharias over de geboorte van Johannes de Doper. Michaël is bekend als de engel tegen het kwaad, de Bijbel stelt hem voor als de aanvoerder van de engelen die Lucifer, de leider van de opstandige engelen wist te verslaan. Je moet maar eens aan familie en bekenden vragen of ze iets kunnen vertellen over de aartsengel Rafaël. Die vraag mag ons uitnodigen om het Bijbelse boek Tobit te gaan lezen, een prachtig verhaal: http://www.willibrordbijbel.nl/?p=page&i=59047,59047
In dat boek begeleidt de aartsengel Rafaël de jonge Tobias op zijn weg van Nineve naar Ekbatana. Hij helpt hem bij het vangen van een gevaarlijke vis. Daarnaast bevrijdt hij het meisje Sara van een boze geest. De jonge Tobias wist op aanwijzen van zijn reisgenoot Rafaël zijn oude vader van zijn blindheid te genezen. Aan het einde van het verhaal maakt Tobias’ reisgezel zich bekend als Rafaël, een van de zeven engelen die voor de heerlijkheid Gods staan. Daar dragen zij de gebeden van de heiligen op tot voor Gods Troon.

Tijdens die Mis in Liedekerke ontving de pastorale werkster van het rusthuis haar zendingsbrief van de bisschop. Er werd een mooie link gelegd tussen het feest van de engel Rafaël, die zich op het einde van zijn opdracht toch bekend maakte als een engel en de zending van deze gedoopte vrouw ten dienste van de zieken en bejaarden in dat rusthuis. Eigenlijk is het de taak van elke gedoopte en gevormde om Gods Liefde uit te stralen in het leven van alledag naar de mensen op onze levensweg. Elk op onze eigen manier zijn we getuigen dat we door God bemind zijn en dat de Hemel met ons leven bezig is.

Bij dit verhaal wil ik nog eens opmerken dat het me opvalt hoe het geloof in de engelen de laatste jaren terug is. Niet alleen zie ik op veel plaatsen beeldjes van engeltjes staan maar men spreekt ook over het geloof in de bescherming van de engelen. Enkele jaren geleden werd het geloof in een engelbewaarder/bewaarengel afgedaan als sprookje maar bij veel mensen is die overtuiging sterk terug. Het is ook de leer van onze Kerk: “Vanaf het begin tot de dood is het menselijk leven omringd door bescherming en voorspraak van de engelen. Iedere gelovige wordt terzijde gestaan door een engel om hem als een behoeder en herder naar het leven te leiden” (Katechismus nr. 336). Dat geloof is geen verzinsel van vrome mensen maar wordt in de Bijbel gefundeerd waar Jezus zegt: “Hoedt er u voor één van deze kleinen te minachten want Ik zeg u: ze hebben engelen in de hemel en deze aanschouwen voortdurend het aangezicht van mijn Vader die in de Hemel is.” (Mat. 18,10)

door pastoor A. Penne
bron  www.priesterpenne.be

Dr. A.A.A. Terruwe – Biografisch Woordenboek

Anna Terruwe

1911-2004, psychiater
Anna Alberdina Antoinette Terruwe werd op 19 augustus 1911 in Vierlingsbeek geboren als enige dochter van Johannes Theodorus Terruwe (Boxmeer 28 december 1885-Utrecht 24 november 1950) en Catherina Theresia Ernestina Huberta Korbmacher (Boxmeer 20 mei 1881Deurne 26 september 1969). Hun gezin telde naast Anna nog een jongere zoon Jo (Johannes Ernst Antoon, Vierlingsbeek 22 maart 1913-Deurne 1 juli 1989), die omstreeks 1940 in Frankrijk tot priester werd gewijd en daar tot 1987 werkzaam bleef. Later werden nog een Frans pleegkind en tijdens de oorlog een joods onderduikertje in huis opgenomen. Anna Terruwe bleef ongehuwd en overleed op 28 april 2004 te Deurne.

Anna (roepnaam Anny) Terruwe groeide op en ging naar school in Vierlingsbeek en in Deurne, waar het gezin in 1921 naartoe verhuisde. Haar vader was koopman, haar moeder was als vroedvrouw in dienst van de gemeente en zorgde voor een vast inkomen. Beiden waren zeer standsbewust en hielden zich afzijdig van de dorpsgemeenschap. Na haar eindexamen gymnasium B aan het Catherinalyceum in Eindhoven ging Anny in 1930 medicijnen studeren in Utrecht. Ze was actief in de katholieke studentenvereniging Veritas, waarvan twee jaar als praeses van de meisjesstudentenclub. Daarnaast volgde Anny, zoals andere katholieke studenten, colleges filosofie, onder andere over het thomisme bij de toen bekende dominicaan mag. A.C. Doodkorte. Het thomisme of neothomisme, de eind 19de eeuw ontstane interpretatie van het gedachtegoed van de invloedrijke middeleeuwse denker Thomas van Aquino, was in die tijd de gezaghebbende leer in de katholieke kerk.

In deze tijd moet Anny Terruwe ook in contact zijn gekomen met de eveneens in katholieke kring landelijk bekende Nijmeegse redemptorist, jurist en moraaltheoloog prof.mr. Willem Duynstee (1886-1968) – raadsman van vooral jonge katholieke intellectuelen. Hoogstwaarschijnlijk sprak ze met hem over haar toekomst en haar religieuze roeping. Want in overleg met hem trad ze op 28 februari 1937, 25 jaar oud, enkele maanden voor haar afstuderen in bij de clarissen-capucinessen in Duivendrecht, een beschouwende orde. Al snel, precies twee maanden later, verliet ze, eveneens op advies van Duynstee, weer het klooster. Haar ouders hadden er herhaald op aangedrongen dat ze eerst haar studie zou afmaken alvorens een definitieve keuze voor haar roeping te maken. In 1938 deed ze alsnog haar artsexamen.

Ze koos er nu voor binnen de geneeskunde actief te blijven en zich te richten op de psychiatrie. Ze kon echter niet meteen met de opleiding beginnen en werkte daarom, ook al vanwege een tekort aan chirurgen door de mobilisatie, eerst een half jaar als assistent op de afdeling chirurgie van het ziekenhuis St. Annadal in Maastricht. In juni 1939 werd ze benoemd tot assistent in de psychiatrische inrichting ‘Voorburg’ in Vught, die werd geleid door de psychiater dr. G.B.J.A. Janssens. Daar zou ze ruim vier jaar werkzaam blijven. Per 1 september 1943 kreeg ze op eigen verzoek ontslag en werd benoemd tot tweede assistent van de zenuwarts prof.dr. J.J.G. Prick, hoofd van het ‘Zenuwpaviljoen’, de psychiatrisch-neurologische kliniek van het St. Canisiusziekenhuis in Nijmegen. Ze voltooide hier haar specialisatie en bleef tot 1 september 1945 in dienst. Vermeldenswaard is dat ze na het bombardement op Nijmegen van februari 1944 bijsprong op de chirurgie-afdeling.

In 1945 werd Anna Terruwe ingeschreven in het specialistenregister en begon ze een eigen praktijk als zenuwarts voor uitsluitend psychotherapie, eerst aan de Berg en Dalseweg en anderhalf jaar later aan de Vossenlaan 1 in Nijmegen. Daar zou ze tot 1982 blijven wonen en werken, samen met haar huishoudster, die tevoren bij haar ouders in Deurne in dienst was geweest. Anna Terruwe was, toen ze haar praktijk begon, de eerste vrouwelijke katholieke zenuwarts in Nederland. Die pioniersrol was zo moeilijk dat ze erover dacht “maar liever stoepen te gaan schrobben”. Ze was zeer dankbaar voor de steun met woord en daad, die ze kreeg van Duynstee, die, naar ze later opmerkte, haar voor de psychiatrie had behouden. Duynstee was ook binnen de katholieke psychiatrie een invloedrijk man. In 1935 had hij indruk gemaakt met een lezing ‘De verdringingstheorie, beoordeeld van thomistisch standpunt’, waarin hij de psycho-analyse van Sigmund Freud met de moraalleer en het neothomistisch gedachtegoed van de katholieke kerk verbond. De theorie van Freud werd door de kerk afgewezen, omdat in de traditionele katholieke visie een neurose niet beschouwd werd als het gevolg van verdringing van gevoelens, maar eerder werd gezien als het gevolg van een ontsporing op het gebied van geloof en moraal, vooral de seksuele moraal. Seksueel afwijkend gedrag van de neuroticus werd als zondig aangemerkt. Volgens de psychoanalytici daarentegen kenmerken de dwangmatige denkbeelden en handelingen van de neuroticus zich juist door de afwezigheid van geestelijke vrijheid. Bij het ontbreken daarvan is volgens hen dan ook een moreel oordeel niet op zijn plaats, maar moet eerst de gezondheid hersteld worden. Duynstee erkende wel het optreden van verdringing, maar wees de seksuele oorsprong ervan af.

Als gelovig katholiek en als psychoanalytisch geschoold arts voelde Terruwe zich aangesproken door deze poging tot synthese van Duynstee en nam zij het op zich om de visies van Freud en de kerk ook medischwetenschappelijk en praktisch-therapeutisch met elkaar te verbinden. In nauwe samenwerking met Duynstee schreef ze in 1949 een proefschrift, gebaseerd op diens inzichten, onder de titel: De neurose in het licht der rationeele psychologie. De katholieke Leidse hoogleraar psychiatrie prof.dr. E.A.D.E. Carp was bereid om als promotor op te treden. Tevoren had ze haar opleider in Utrecht prof.dr. H.C. Rümke benaderd, maar hij achtte zich inzake het thomisme niet deskundig. Terruwe hoopte met haar studie een psychotherapie aan te bieden, die én recht deed aan Freud én paste in het mensbeeld en de leer van de katholieke kerk. Daarbij was haar uitgangspunt de gevolgen van de verdringing bij haar cliënten niet te verbieden of te veroordelen, maar te dulden en ze langs die weg door hen te laten integreren in hun leven.

Haar proefschrift kreeg veel aandacht. De reacties van collega-wetenschappers waren deels positief, deels negatief. In kerkelijke kringen werd echter zeer verontwaardigd gereageerd. Haar opvattingen over het gebrek aan geestelijke vrijheid van de neuroticus werden gezien als een vrijbrief voor het goedkeuren van overtredingen van de seksuele moraal. Op de achtergrond speelde daarbij een competentiekwestie, en wel de vraag wie bevoegd waren een oordeel te geven over die geestelijke onvrijheid en daarmee over het moreel ontoerekeningsvatbaar zijn van neurotische cliënten: waren het de therapeuten of waren het de zielzorgers? Omdat Terruwe als katholieke arts onder haar cliënten veel priesters, kloosterlingen en seminaristen had, die gebukt gingen onder psychische problemen, samenhangend met hun onderdrukte seksualiteit, kwam spoedig een stroom van geruchten op gang over seksuele adviezen die zij hun in strijd met de kerkelijke regels zou geven. Al in 1950 werd van kerkelijke zijde op last van de bisschoppen het eerste onderzoek hiernaar ingesteld. Zij en haar raadsman Duynstee werden toen nog vrijgepleit. Terruwe zelf werd in het rapport ‘rechtzinnig in de leer’ en ‘voorzichtig in de practijk’ genoemd.

De geruchten en verdachtmakingen bleven echter doorgaan. In 1954-1955 volgde een nieuw kerkelijk onderzoek, nu in opdracht van Rome zelf. Het resulteerde in 1956 in een niet ondertekend stuk ‘Quaedam admonitiones’, waarin tegen de ‘verderfelijke’ opvattingen van Terruwe en Duynstee werd gewaarschuwd. Ook werden alle kerkelijke leiders in Nederland in brieven tegen hen gewaarschuwd en werd het hun verboden om priesters, seminaristen en kloosterlingen die onder hun gezag stonden, naar een psychiater of psychotherapeut van het andere geslacht te sturen. Terruwe werd niet met name genoemd, maar het was zonneklaar dat zij werd bedoeld. Duynstee, die juist met emeritaat was gegaan, werd door zijn oversten naar Rome ‘verbannen’. Pas in 1960 mocht hij in stilte naar Nederland terugkeren. Hij mocht Terruwe niet meer ontmoeten, maar ze bleven in het geheim contact houden. Terruwe, die zelf niet was gehoord en zich op lasterlijke wijze in haar eer en goede naam zag geschaad, deed verschillende pogingen om eerherstel te krijgen. Uiteindelijk ging ze in 1964 over tot openbaarmaking van de gebeurtenissen in een in zeer beperkte kring verspreid boekje Opening van zaken (in usum privatum). Sindsdien sprak men van de ‘affaireTerruwe’. Een jaar later, in april 1965, werd ze na tussenkomst van kardinaal Alfrink door paus Paulus VI officieel gerehabiliteerd. In het Vaticaan werd de eerst zo verguisde psychiater nu spoedig een graag geziene gast. Paus Paulus las een in het Frans vertaald boekje van haar en er kwam een direct contact tot stand. Ze kreeg in 1969 een ‘onbeperkte’ audiëntie bij hem en bezocht hem ook daarna in Rome. Het persoonlijke contact met de paus zal zeker ook verband hebben gehouden met de omstandigheid dat Terruwe zich intussen, evenals overigens Duynstee, had gemanifesteerd als verdedigster van zijn zeer beperkende leer inzake huwelijk, celibaat en geboorteregeling.

De Romeinse perikelen weerhielden Anna Terruwe niet te blijven publiceren en haar onderzoek op het gebied van de neurosen voort te zetten. In 1962 verscheen haar boekje De frustratieneurose. Daarin stelde ze dat mensen door het streven naar zelfbevestiging zo met zichzelf en anderen in de knoop kunnen raken dat een neurotische misvorming van geheel eigen aard optreedt, die volgens haar nog niet eerder was beschreven. Zij noemde deze neurotische misvorming ‘frustratieneurose’. Ook kenmerkend voor dit neurotisch syndroom was volgens haar dat het, anders dan de door Freud beschreven neurosen, niet veroorzaakt werd door verdringing. Voor de therapie was haar hypothese belangrijk dat mensen van jongs af aan bevestiging nodig hebben om psychisch en geestelijk tot een volwaardig mens te kunnen uitgroeien. Bevestiging is het gebeuren waarbij mensen aan elkaar waardegevoel schenken en van elkaar waardegevoel ontvangen. Deze inzichten werden het uitgangspunt voor een door haar ontworpen professionele behandelwijze, maar bevestiging was volgens haar ook mogelijk in een persoonlijke relatie van mens tot mens.

Anna Terruwe besefte niet de eerste wetenschapper te zijn, die over het belang van bevestiging sprak. Toch moet het voor haar een grote teleurstelling zijn geweest dat het ziektebeeld van de frustratieneurose door haar vakgenoten in de psychiatrie nooit wetenschappelijk werd erkend. De zenuwarts Marlet verklaart dat vanuit een vermoeden dat de meeste collegae dergelijke patiënten rangschikten in de bredere categorie van lijders aan verwaarlozingsverschijnselen dan wel neurotici. Ook haar eigenzinnige terminologie bevorderde de aanvaarding van haar inzichten niet. Een andere grote tegenslag in deze jaren was het plotselinge overlijden van Duynstee, haar ‘leermeester’, in 1968 in Frankrijk, toen zij samen onderweg waren naar Rome.

Kort daarna begon Terruwe haar ideeën over bevestiging te ontvouwen voor een groot publiek. Ze schreef ruim twintig populariserende boekjes en hield tot op hoge leeftijd honderden lezingen in binnen- en buitenland. Er verschenen ook twee grammofoonplaten met lezingen in 1970 en 1971 en een tiental geluidscassettes in de jaren ’80. Bij haar publieksoptredens cultiveerde ze bewust een aristocratische, ja zelfs majesteitelijke uitstraling. Haar dictie leek op die van koningin Wilhelmina. Haar boekje De frustratieneurose beleefde vele herdrukken tot de zevende druk in 1998. Een internationaal eerbetoon was het eredoctoraat van het katholieke Anna Maria College in Paxton, Massachusetts (VS), dat ze in juni 1974 in het bijzijn van kardinaal Alfrink ontving. Eind jaren ’70 was Anna Terruwe een van Nederlands bekendste psychiaters. Inzake de seksuele moraal en de leer van de kerk bleef ze streng. Mensen die hiermee problemen hadden, leden volgens haar aan een tekort aan bevestiging en een gebrek aan geestelijke volwassenheid. Haar behoudende opvattingen werden echter minder gewaardeerd, zoals blijkt uit het liedje over homoseksualiteit uit de musical Foxtrot (1977) ‘Wat ik nou toch heb gelezen’. Terruwe wordt niet met name genoemd, maar iedereen wist dat zij wordt bedoeld met de genoemde ‘Nijmeegse Psychiater’.

Ze werkte haar bevestigingsleer intussen verder uit tot ook een maatschappelijke leer. Ze kwam tot het inzicht dat ook een menselijke samenleving als geheel fundamenteel scheef kan groeien door het streven naar zelfbevestiging en dat deze zelfgerichtheid ten koste gaat van andere mensen en samenlevingen. Een bijzondere doelgroep vormden voor haar de maatschappelijk hooggeplaatsten. In 1978, 1979 en 1983 vonden op uitnodiging van de familie Van Heek een drietal bijeenkomsten met bekende politici plaats op hun kasteeel Bergh te ’s-Heerenbergh. In 1981 werd de Dr. Anna Terruwe Stichting opgericht met het doel haar gedachtegoed te behoeden en te bewaren en de verspreiding van de leer der bevestiging, zo ruim mogelijk, te bevorderen. De Stichting is nog altijd actief.

In 1982 keerde Anna Terruwe, nadat ze 70 was geworden, terug naar Deurne en vestigde ze zich samen met haar huishoudster in haar ouderlijk huis, dat ze altijd had aangehouden en waar ze in de weekends verbleef. Ze ging daar verder met de verbreiding van haar leer en ontving onder anderen de Belgische kardinaal Danneels en prominente politici. Ze ondersteunde actief de Dr. Anna Terruwe Stichting. In 1984 werd een zusterstichting in België opgericht. In 1985 volgde de opening van een Dr. Anna Terruwe Centrum in Deurne en in 1987 van een vergelijkbaar centrum in Gent. Een eigen tijdschrift met de titel ABRI, Tijdschrift voor bevestigend samenleven ging vanaf 1984 verschijnen. Haar vielen in deze laatste levensfase opnieuw eerbewijzen ten deel. In 1986 werd ze bij haar 75ste verjaardag koninklijk onderscheiden en benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Ook verscheen in 1987 een vriendenboek Bevestigend samenleven. Terruwes laatste levensjaren waren moeilijk. Haar intussen ook bejaarde huishoudster, die haar altijd trouw had gediend, overleed na een langdurige ziekte. Ook voor haar zelf gingen de jaren tellen. Ze werd moeilijk ter been en daardoor minder mobiel en sloot zich steeds meer van de buitenwereld af. In 2004 overleed ze op 92-jarige leeftijd in Deurne.

Anna Terruwe heeft een zeer arbeidzaam leven geleid. Ze oefende ruim 50 jaar haar praktijk uit. Naar ze zelf in 1994 zei, ontving ze in totaal circa 17.000 mensen. Over haar eigen persoon was ze zeer gesloten. Ze schermde haar privéleven af. Over haar liefhebberijen is weinig bekend. Ze speelde piano, schreef gedichten en fietste graag en veel. Ze was een charismatische vrouw en moet een zeer empathische, zeer bekwame therapeute zijn geweest. Haar patiënten noemden haar hartelijk, warm en menselijk. Sommigen van hen volgde ze jarenlang. Omgekeerd werd ze door sommigen van hen verafgood. Daarnaast wekte haar moed om tegen heersende opvattingen in haar eigen weg te gaan vooral in de jaren ’50 en ’60 ook bewondering. Vanaf de jaren ’70 vereenzelvigde ze zich steeds meer met haar bevestigingsleer, volgens Marlet haar belangrijkste bijdrage op wetenschappelijk gebied en het meest waardevolle deel van haar totale werk als psychotherapeute. De verbreiding daarvan werd nu haar totale levensvervulling. Ze had steeds sterker het besef een taak te hebben, waarvan de betekenis boven haar uitging. Ze was er heilig van overtuigd dat ze op dat terrein een roeping, een missie had en dat haar gedachtegoed eens zou doorbreken. Ze legde, naarmate de jaren vorderden, steeds sterker de nadruk op het belang hierbij van de weerhoudende liefde. Deze liefde, die was geënt op de attitude die een psychiater beroepshalve ten opzichte van een cliënt dient te hebben, groeide bij haar uit tot een ideaal, dat elk mens zou moeten nastreven, maar feitelijk onbereikbaar was. Daarmee ging ze, zoals Winkeler terecht opmerkt, net een stap te ver. Voor kritiek op haar leer was Terruwe evenwel niet ontvankelijk. Discussies hierover ging ze uit de weg. De Nijmeegse theoloog Grossouw typeerde al in 1981 deze late Terruwe treffend als een christelijke goeroe.

Haar grote religiositeit zal aan deze zendingsdrang niet vreemd zijn geweest. Anna Terruwe was een diepgelovig mens. Haar verblijf in het klooster was dan wel kort, maar feitelijk is ze een kloosterlinge in de wereld gebleven. Volgens Marlet is Terruwe “meer een kind van haar tijd” gebleven dan men in 1949 kon vermoeden. Daarbij kan de invloed die de 25 jaar oudere Duynstee op haar had, moeilijk worden overschat. Mogelijk had die blijvende gehechtheid aan haar achtergrond, haar opvoeding en haar vorming ook te maken met haar afkomst en persoon. Evenals haar ouders was Anna Terruwe zeer standsbewust in al haar contacten. Ze was voorts zeer eigenzinnig en haar vermogen tot zelfkritiek was niet sterk ontwikkeld. Dat ze daardoor later haar eigen invloed ging overschatten, is tragisch te noemen, omdat ze tegelijkertijd een ongewoon begaafde vrouw was, die voor veel mensen veel heeft betekend. Ook door haar uiterst behoudende opvattingen over de seksuele moraal, haar traditionele opvattingen over de katholieke kerk en haar leergezag – in weerwil van de eigen ervaringen hiermee – en haar eigenzinnig taalgebruik heeft ze later steeds meer mensen van zich vervreemd, die zich wel door haar bevestigingstheorie voelden aangesproken. Dat is jammer, want de kern hiervan, de waarde van bevestiging in alle menselijke betrekkingen, blijft onverminderd gelden.

Pastoor Andy Penne schrijft over de Missie

PATER GREGOOR EN DE MISSIE

Bijna twintig jaar geleden – in 1992 – stond ik in het ziekenhuis van Zottegem aan het sterfbed van Pater Gregoor, de laatste priester-missionaris van Galmaarden. Zuster-overste, Zuster Norberta, had mij meegenomen bij haar stervende broer. Ik was toen pas seminarist. De oude priester-missionaris was gelukkig op zijn sterfbed te horen dat er nog seminaristen waren. Kort na dat bezoek sloot de oude priester de ogen om ze te openen bij de Heer.Oktober is de missiemaand. We denken aan de vele mannen en vrouwen die uit ons midden wegtrokken om de rijkdom van het geloof in Jezus Christus te brengen naar alle uithoeken van de wereld. Mannen en vrouwen die gegrepen waren door Jezus Christus en Zijn opdracht: “Gaat dus op weg en maakt alle volken tot mijn leerlingen” (Mat. 28,19). Zo ook onze Pater Gregoor, hier geboren in de Bergstraat in Galmaarden in 1908 als Georges Reygaerts. De vier kinderen uit dat gezin zouden zich allen met het hele leven geven aan Jezus Christus en de Kerk: broer Frans zou pater Capucijn worden en gaan werken in Belgisch Congo; zus Georgina zou intreden bij de Zusters Franciscanessen in Zottegem en zus Paula zou jarenlang huishoudster zijn van haar neef-priester, pastoor Wastiels. Georges trad dus op 18-jarige leeftijd in bij de paters Capucijnen en vertrok op 26-jarige leeftijd als priester naar de missie van Ubangi in Belgisch Congo. In de missie was hij achtereenvolgens professor aan een Klein Seminarie, broessepater en in 1940 stichtte hij een nieuwe missiepost in Kotakoli, later weer broessepater. Hij bleef er tot in 1960. Een jongen van bij ons die aan de basis lag van een bloeiende Kerk van nu. Hij zaaide daar het geloof mee en vandaag zijn daar rijke vruchten.

De tijd dat mensen uit ons midden naar verre streken trokken om het geloof te verspreiden ligt grotendeels achter ons. De omgekeerde beweging is nu aan de gang. De Gentse bisschop Van Looy noemde deze week Vlaanderen een missieland: http://www.rknieuws.net/nieuws/nws.php?id=68122 ; de Nederlandse bisschoppen deden dat al een tijd terug. We zijn zelf een arm volk geworden, velen kennen Christus niet meer, er zijn te weinig roepingen om de Sacramenten voldoende te kunnen garanderen. Nu komt het er op aan nederig te zijn en hulp te durven vragen. Onze bisschoppen doen dat, ze doen een beroep op priesters en religieuzen uit verre landen en deze komen nu naar onze streken om hier te helpen in de geloofsverkondiging en te zorgen dat mensen hier de Sacramenten kunnen ontvangen. In elk bisdom zijn buitenlandse priesters en religieuzen aan de slag. In het bisdom ’s-Hertogenbosch zijn een 14-tal priesters uit India aan de slag, de ervaringen zijn goed. In ons aartsbisdom Mechelen-Brussel zijn veel buitenlandse priester-studenten ingeschakeld en we hebben sinds vorig jaar in Brussel het nieuwe seminarie met allemaal buitenlandse seminaristen die hier als priester zullen werken. We voelen steeds meer dat we horen tot een wereldwijde Kerkgemeenschap.

Missie is niet iets van het verleden of van veraf. Missie is ook iets van nu en van dichtbij. Er moet worden ingezet op geloofsverkondiging en – verdieping. We hebben allemaal de taak om van onze vriendschap met Jezus Christus te getuigen. Geloven is geen privéaangelegenheid. We moeten als christenen allemaal getuigen. En we moeten het niet ver gaan zoeken. Beginnen met ons kinderen, kleinkinderen of achterkleinkinderen, met mensen die dicht bij ons leven in familie, vrienden- of werkkring. Niet met grote woorden maar gewoon laten zien dat die band met Jezus Christus je gelukkig maakt.

Door pastoor A. Penne.

Bron: www.priesterpenne.be