Archiefconglomeraat J.A.A. Leechburg Auwers, 1938-2009

Beheerder Website's avatarJan Leechburch Auwers

inhoud: Jan Antonius Adrianus (Jan) Leechburch Auwers (*1922) speelde een belangrijke rol binnen de Rooms Katholieke Partij Nederland. Daarnaast was hij actief binnen een groot aantal Rooms-Katholieke bewegingen, als de Stichting ‘Vrouwe van alle Volkeren’, de Stichting voor het Recht op korrekt-Katholieke Pers en publiciteit in Nederland, de Militia Jesu Christi, de Thomas More Stichting en de Titus Brandsma Stichting.

Deze collectie heeft betrekking op het persoonlijk archief van Leechburch Auwers, het archief van de ‘Vrouwe van alle Volkeren’-cultus en de archieven van samenhangende religieuze en politieke organisaties.

De inventaris van de collectie is als volgt opgebouwd:

1. Stukken betreffende religieuze onderwerpen
1.1. J.A.A. Leechburch Auwers
1.1.1. Ingekomen en kopieën van uitgaande stukken (inventarisnrs. 1-61)
1.1.2. Documentatie (inventarisnrs. 62-89)
1.2. Stichting secretariaat Vrouwe van alle Volkeren (1970-1997)
1.2.1. Ingekomen brieven en kopieën van uitgaande brieven (inventarisnrs. 90-97)
1.2.2. Stukken betreffende de devotie (inventarisnrs. 98-130)
1.2.3. Documentatie (inventarisnrs. 131-154)
1.2.4. Overige…

View original post 215 woorden meer

Kardinaal Müller fileert kamp-Kasper

door  KN

Kardinaal Müller fileert kamp-Kasper

Aan citaten uit de grote toespraak die de prefect voor de Congregatie voor de Geloofsleer heeft gewijd aan het verschijnen in het Duits van het belangrijke boek Dieu ou rien van kardinaal Sarah, hebben we al eerder aandacht besteed.

Inmiddels is de hele tekst van kardinaal Müller vrijgegeven, waarin hij enige weken voor de gezinssynode ongenadig uithaalt naar wie de vaste leer van de Kerk inzake huwelijk en gezin willen versoepelen. De Duitse kardinaal spaart zijn eigen landgenoten daarbij niet. Hij vindt Duitsland wel de laatste natie die binnen de Kerk een arrogante houding mag aannemen, al helemaal niet tegenover de arme, maar vrome en geloofsijverige Afrikaanse Kerk. Hieronder de vertaling van een lang fragment uit Müllers lezing, die de context geeft van zijn dramatische waarschuwing geen nieuw “noodlotsjaar” 1517 te creëren.

Deconstrueren en relativeren

“Alleen een duurzame herevangelisatie”, aldus kardinaal Müller, “met alle apostolische vrijmoedigheid en ijver kan de verschaling van het christendom in Duitsland tegengaan; maar in plaats daarvan verklaart men probleemblind de H. Communie voor burgerlijk gehuwden, die in een kerkelijk nog geldige echtverbintenis leven en de erkenning van homoseksuele relaties tot centrale thema’s van een pastoraal van de toekomst. En de activiteiten zijn verbazend. Met alle middelen wordt geprobeerd exegetisch, historisch, dogmatisch-historisch en met verwijzing naar psychologie en sociologie de katholieke huwelijksleer, die voortvloeit uit de leer van Jezus, te deconstrueren en te relativeren, alleen maar opdat de Kerk maatschappijconform mag schijnen en de genoemde doelen bereikt worden.”

Kerkelijke prestigekwesties

“Wie de leer van de Kerk trouw blijft, wordt publicitair bestreden en zelfs belasterd als tegenstander van de paus, alsof niet de paus en alle bisschoppen in gemeenschappelijkheid met hem getuigen zijn van de geopenbaarde waarheid, die tot trouw beheer aan hen is overgedragen, om die niet door mensen tot de menselijke maat af te laten zakken. Het kan zelfs in dit klimaat van Duits opeisen van leiderschap voor de hele Wereldkerk dan wel eens voorkomen dat een prefect van de Congregatie van de Geloofsleer door een lekenfunctionaris of een professor via een boulevardblad een lesje over het katholieke openbaringsbegrip geleerd krijgt. Men zou apostolische vrijmoedigheid en gelovig zelfbewustzijn aan de dag moeten leggen tegenover de verwoesting van het christelijke mensbeeld en als getuige voor de waarheid van het evangelie van Christus. Men moet zijn krachten niet verspillen aan interne kerkelijke prestigekwesties of zich zelfs tegenover ‘Rome’ als zelfstandige voordoen.”

Dialectisch

“Het Concilie zegt helder dat de Openbaring in Schrift en traditie vervat ligt en door het leergezag getrouw wordt uitgelegd. Maar een nieuwe openbaring die boven het depositum fidei uitgaat, krijgen paus en bisschoppen niet (Lumen gentium 25). De ontwikkeling van de leer betreft haar diepere begrip en kan niet dialectisch met wat met haar in strijd is in een hogere eenheid tot overeenstemming gebracht worden. (Dei verbum 10)”

Onherroepelijke genade

“Het geldige en sacramentele huwelijk is ofwel ontbindbaar ofwel onontbindbaar. Een derde mogelijkheid is er niet. Bij alle gepraat over dialoog en lange processen valt in werkelijkheid een ideologische verkramping niet te miskennen. Tot iedere prijs en al is het ten koste van de waarheid en de eenheid van de Kerk moet kennelijk ten minste in de praktijk een verandering afgedwongen worden. De leer mag voorlopig als theorie blijven bestaan, om de katholieken in Afrika en Azië te sussen, die geestelijk en gevoelsmatig nog niet zo ‘ver’ zijn, terwijl in de pastoraal omwille van de mensen de van God gegeven orde van sacramenten de facto buiten werking wordt gesteld. Deze tweespalt wordt naar God zelf overgebracht, die als goede Schepper en barmhartige Verlosser enerzijds genade en onontbindbaarheid van het huwelijk heeft gegrondvest, anderzijds – geschrokken over de onleefbare consequenties – zijn geboden weer intrekt. De botsing van barmhartigheid en gerechtigheid in zijn wezen dwingt hem zelfs de onherroepelijke genade van het huwelijkssacrament op te schorten om andere huwelijken bij leven van de legitieme echtgenoot toe te staan – geheel in tegenspraak met Jezus, die de ‘hardhartigheid’ van de Farizeeën verantwoordelijk maakte voor de toegeving van Mozes om te scheiden en te hertrouwen.”

Aflatenhandel

“Wat de scheiding van geloofsleer en geloofspraktijk betreft, moeten juist wij in Duitsland goed oppassen en de les van de kerkgeschiedenis niet vergeten. De aflatenhandel is in het noodlotsjaar 1517 de aanleiding geworden tot de protestantse Reformatie en tot de ongewilde tweedeling van het westerse christendom. Niet de leer van Johann Tetzel over de kwijtschelding van tijdelijke zondestraffen was verkeerd, zoals we nu weten, maar hun niet-naleving in de praktijk en het opwekken van een valse schijn. De leraren van het geloof mogen de mensen niet in een valse heilszekerheid wiegen alleen om maar geen aanstoot te geven. En het oorspronkelijke protest van Luther tegen de onverschilligheid van de herders van de Kerk was gerechtvaardigd, omdat men met het heil van zielen geen spelletjes mag spelen, zelfs niet als het doel van het bedrog een goed werk is. Wij mogen de mensen niet bedriegen wat de sacramentaliteit van het huwelijk, zijn onontbindbaarheid, zijn openheid voor het kind en de fundamentele complementariteit van beide geslachten betreft. Pastorale hulp moet het eeuwige heil op het oog hebben en niet allereerst aan de wensen van de mensen tegemoet willen komen.”

>>> www.katholieknieuwsblad.nl/

Recensie ‘Thomas More – De droefheid van Christus’

Indrukwekkende meditaties over het Lijden van de Heer van de hand van de Engelse martelaar, de heilige Thomas More (1477-1535)

BOEKBESPREKING

Door Jan Leechburch Auwers

De droefheid van Christus tot aan zijn gevangenneming. – Meditaties die de heilige Thomas More schreef toen hij in de Tower te Londen gevangen zat.

“Moeten wij ons niet schamen dat wij op een zó beslissend ogenblik met zulke dwaze geestesgesteldheid en met zo’n lichaamshouding God smeken, Hem vergiffenis vragen voor onze vele grote zonden en de eeuwige folteringen door gebeden proberen af te wenden?”

“Gaap dan, rek u uit, nies, spuw achteloos en risp de walmen van uw overdaad op. Gedraag u tenslotte op zulke wijze door uw mimiek, uw stem, uw gebaren en door heel de houding van uw lichaam, dat Hij duidelijk merkt dat u, terwijl u Hem aanspreekt, in de geest met andere dingen bezig bent. Nu, welk gunstig gevolg verwacht u van een dergelijke smeekbede?”

Zo realistisch typeert Thomas More onze slordigheid bij het bidden, de vaak voorkomende totale onzorgvuldigheid, als wij proberen te bidden. Zelf zal hij het wel heel anders gedaan hebben, ‘digne, attente ac devote‘ – op waardige wijze, met aandacht en toewijding – zoals gezegd wordt in het persoonlijke voorbereidingsgebed voor de kerkelijke getijden. Thomas More was opgesloten in de gevangenis, omdat hij trouw was aan zijn rooms-katholiek geloof. Gehuwd, drie dochters, had hij het maatschappelijk ver geschopt: hij was parlementslid geweest en rechter, bekleedde vele functies en was tenslotte tot de voor een leek hoogst bereikbare positie opgeklommen, namelijk die van Lord-kanselier, direct raadgever van de koning. Maar deze – Hendrik VIII – had zichzelf aan het hoofd van de Engelse Kerk gesteld. In mei 1532, daags nadat de clerus van Engeland definitief de koning als algeheel leider van de Kerk in hun land had erkend, vroeg Thomas More ontslag van al zijn functies en werd hij in de kerker, in de Tower van Londen, opgesloten.

In de inleiding van het boek wordt een goede tijdschets gegeven. Vervolgens een toelichting op de tekst van het boek. Daarna nog de teksten van twee grafschriften. En dan (van blz. 30 t/m 164): de beschouwing van Thomas More; ‘over de droefheid, de moeheid, de angst en het gebed van Christus, voordat Hij gevangengenomen werd’. Een wonderlijk mooie, diep doordachte, persoonlijk doorleefde, raak getypeerde meditatie over alles was Jezus moet hebben meegemaakt, gedaan en gebeden, tot de Vader gesmeekt, bloed en tranen vergoten, op de grond gelegen, in het stof rondgekropen, weer opgestaan en weer gevallen, door Judas verraden, alles vooruit wetend, naar Zijn drie meest uitverkoren apostelen gegaan en hun medeleven en gebed gevraagd, weer teruggekeerd naar dezelfde plek, zich geheel overgevend aan de Wil van de Vader, en dat alles in diepste en onbeschrijfelijke smart.

Ik heb de tekst met grote bewondering en aandoening gelezen. Ik moest ook denken aan de zalige Pater Titus Brandsma die eveneens zonder enig document ter beschikking te hebben in de gevangenis van Scheveningen een levensgeschiedenis schreef van de heilige Theresia van Avila. Zo had ook Thomas More alleen zijn geheugen, zijn vroomheid, zijn kennis van de Schrift, heel zijn innerlijk ter beschikking om dit zeer waardevolle boek over Jezus’ doodstrijd in de Hof van de Olijven te schrijven. Bij de gevangenneming van Jezus eindigt plotseling het boek met de vermelding: ‘Toen Thomas More hier gekomen was, werd hem alle schrijfgerei afgenomen. Hij werd strenger dan tevoren gekerkerd’. Op 6 juli 1535 werd hij nabij de Tower te Londen onthoofd. In 1935 werd hij door Paus Pius XI heilig verklaard.

Ik had deze bespreking het liefst aan het begin van de vastentijd willen plaatsen in ons blad, maar het is en blijft te allen tijde een zeer aanbevelenswaardig boek. Heeft Christus zelf niet na Zijn verrijzenis gezegd: “Moest de Messias dat alles niet lijden om in Zijn glorie binnen te gaan?”

Ik zou dit waardevolle, unieke werkje van de heilige Thomas More gaarne in handen willen zien van al onze lezers.

Bestel het nu direct. Stel het maar geen dag uit; de voorraad is beperkt. U zult er zeker spijt van hebben, als u zou worden meegedeeld: ‘Helaas uitverkocht’. Hier volgen nog de exacte gegevens: De droefheid van Christus tot aan zijn gevangenneming; ISBN 90.6257.162.X – Uitgeverij De Boog, Herenstraat 41, 3512 KB Utrecht. Verschenen in de Arco Reeks; 164 bladz.; prijs 6,50; tel./fax 020 – 416 00 19. E-mail: info@deboog.nl

Website Jan Leechbruch Auwers

Bron: www.deboog.nl

Mgr. Léonard: Het onthaal van hertrouwde echtgescheidenen

Niemand is verplicht leerling van Jezus te zijn en ook niet om ‘in de Heer’ te trouwen. Als men op huwelijksvlak dus meerdere ‘kansen’ wil hebben, kan men zich best wenden tot de burgerlijke overheid die zoveel kansen biedt als men wil. Maar als men ervoor kiest leerling van Jezus te zijn, verplicht men zich bij voorbaat trouw te blijven aan zijn of haar echtgeno(o)t(e), wat er ook gebeurt. En als men ongehuwd is, nog vrijgezel, verbindt men zich als leerling van Jezus ertoe niet te willen trouwen met iemand die gescheiden is na een geldig sacramenteel huwelijk.

Gebrek aan logica in de verwijten aan de Kerk of aan Jezus

Het is dus inconsequent om aan de Heer of aan de Kerk een gebrek aan begrip op dit gebied te verwijten, omdat men met het aangaan van een huwelijk zoals Jezus voorstelt, bevestigd heeft dat men een onverbrekelijke huwelijksband aanging, in lief en leed, en zodoende bij voorbaat heeft afgezien van elk recht om een nieuw kerkelijk huwelijk aan te gaan, als de eerste sacramentele verbintenis op een mislukking zou uitlopen. Men moet weten wat men wil. Als Jezus een radicaal engagement voorstelt, vraagt hij om daar op voorhand goed over na te denken en de consequenties ervan goed te overwegen: ‘Welke koning zal, als hij tegen een andere koning ten oorlog wil trekken, niet eerst overleggen of hij sterk genoeg is om met tienduizend man het hoofd te bieden aan iemand die met twintigduizend man tegen hem optrekt? Zo niet, dan stuurt hij, als de tegenstander nog ver weg is, een gezantschap en vraagt om de vredesvoorwaarden’ (Luc 14, 31-32).

Daarom heb ik in Pastoralia van maart zo de nadruk gelegd op de prachtige maar ook niet geringe opgave die het christelijk huwelijk is en op het belang van de voorbereiding. Het onderkennen van deze eis is niet gemakkelijk in een tijd waarin veel gedoopten zeggen gelovig te zijn, maar niet praktiserend. Zij vragen dan om het sacramentele huwelijk, zonder er volledig achter te staan. Wat ze zoeken is vooral een plechtigheid en een erkenning, en ze zouden een afwijzing of een poging om het te ontraden, heel slecht opnemen. En zo gaan zij een kerkelijk huwelijk aan, zonder er in hun hart de consequenties van te aanvaarden. Vandaar dat ze, ondanks de aangegane verplichtingen, een nieuwe kerkelijke verbintenis vragen wanneer de eerste op een mislukking is uitgelopen. We zullen deze tegenstrijdigheden pas te boven komen als de pastorale benadering van de Kerk en de algemene mentaliteit gericht is op een sacramentele huwelijksverbintenis die minder routinematig en beter voorbereid is.

Geestelijken weten het voor zichzelf toch ook prima te regelen?

Veel gelovigen ergeren er zich flink aan – en ik begrijp ze heel goed – dat de Kerk zichzelf niet het recht toekent een mislukt huwelijk te ontbinden, terwijl ze soms wel aan priesters die ontrouw zijn aan hun celibaat, toestaat van hun beloften te worden ontheven en kerkelijk te huwen. Dat voelt voor velen aan als twee maten en twee gewichten. Inderdaad wekt deze aanpak de vervelende indruk dat de Kerk meedogenloos is tegenover leken, terwijl geestelijken onder elkaar de dingen in hun voordeel regelen…

In feite is de situatie volledig anders. Het is door zijn eigen aard en krachtens de uitdrukkelijke wil van de Heer zelf, dat het huwelijk tussen gedoopten onverbrekelijk is. De Kerk heeft dientengevolge geen enkele macht, waar het gaat om een huwelijk tussen gedoopten dat geldig gesloten is en in hart en lichaam voltrokken. Het celibaat van de priester daarentegen is niet van nature aan het priesterschap verbonden, ook al bestaat er een nauwe band tussen het priesterschap en het celibaat. Die diepe band blijkt al in het Nieuwe Testament en de Kerk wordt zich daar in de loop van de eeuwen steeds meer van bewust. Niettemin is een diepe band geen absolute noodzaak, en de katholieke Kerken van het Oosten die zowel celibataire als gehuwde priesters hebben, laten zien dat de band tussen priesterschap en celibaat niet absoluut is. Daarom beschikt de Kerk tegenover het celibaat van priesters in haar barmhartigheid over een vrijheid van handelen, die zij niet geniet waar het gaat om het onverbrekelijke huwelijk. Als er dus ernstige twijfel bestaat over vrijheid en rijpheid bij het aangaan van de celibaatsverplichting kan de Kerk, na gedaan onderzoek, aan een priester ontheffing van het celibaat verlenen en hem aldus toestaan een kerkelijk huwelijk te sluiten, maar steeds op voorwaarde dat hij dan afziet van de uitoefening van het priesterambt.

Dit neemt niet weg dat deze verschillen, hoe gefundeerd ook, voor het grote publiek moeilijk te begrijpen zijn en dat velen er aanstoot aan blijven nemen als een bij de wijding plechtig aangegane verplichting nadien verbroken wordt. Op dit subjectieve niveau van de in geweten aangegane verplichting valt het vergelijken van beide situaties te verdedigen, los van beschouwingen over het huwelijk dat van nature onverbrekelijk is en de niet noodzakelijke band tussen priesterschap en celibaat. Daarom is het goed dat Rome nog slechts bij hoge uitzondering dit soort dispensaties van het priestercelibaat verleent, omdat die tot pijnlijke vergelijkingen leiden en gehuwden ontmoedigt in hun streven naar absolute trouw.

Hoe gescheiden mensen onthalen na een burgerlijke hertrouw?

Veel gelovigen overwegen, na het mislukken van hun sacramentele huwelijk, een nieuwe verbin-tenis aan te gaan. Ook al keurt de Kerk, in trouw aan de leer van Jezus, die beslissing niet goed, toch respecteert ze ze, zeker als die beslissing ingegeven wordt door het welzijn van de kinderen en als aan alle gerechtelijke plichten tegenover de vorige echtgeno(o)t(e) en de kinderen is voldaan. Het zal echter duidelijk zijn dat deze nieuwe verbintenis per definitie slechts een burgerlijke verbintenis kan zijn en in geen geval een sacramentele. Het huwelijkssacrament tussen gedoopten is immers ‘teken’ van de onverbrekelijke band tussen God en de mensheid, het is een getuigenis van de onvergankelijke band tussen Christus en ons allen die zijn bruid, de Kerk zijn. Hoe zou een nieuwe verbintenis met een nieuwe partner ‘sacrament’ van deze onaantastbare band kunnen zijn, terwijl de echtgeno(o)t(e) met wie ik me eerder in een sacramenteel huwelijk heb verbonden, nog in leven is?

Maar hoe moeten we dan omgaan met de tamelijk frequente verzoeken om een kerkelijke viering van gescheidenen ter gelegenheid van hun burgerlijke hertrouw of van vrijgezellen die met een gescheiden persoon trouwen?

Goed onderscheid maken tussen de ver¬schillende aanvragen

In heel wat gevallen – vooral bij niet-praktiserende katholieken – betreft het verzoek vooral een ‘ceremonie’. De Kerk wordt dan min of meer benaderd als een zelfbedieningszaak in ‘religieuze praal’ waarbij men de huwelijksmars van Mendelssohn kan laten horen en een fraai fotoalbum kan compileren. Dat zijn legitieme verlangens, maar die zijn ook te vervullen met een goed voorbereide burgerlijke plechtigheid, als de gemeenten wat fantasie zouden gebruiken om de esthetische en affectieve kant van hun ‘ritueel’ te ontwikkelen.

Maar in andere, eveneens veel voorkomende gevallen, wordt de aanvraag ingegeven door een echte religieuze motivatie. De betrokkenen hebben de mislukking van hun huwelijk meegemaakt, en dat heeft diepe wonden nagelaten. Zij willen opnieuw hun geluk beproeven en soms biedt de nieuwe verbintenis die zich aandient meer kans op succes, juist als gevolg van de opgedane ervaring. Daarom zouden ze dit nieuwe avontuur onder de bescherming van God willen plaatsen. Vandaar het verzoek om een viering, om ‘iets’ religieus, een rite, hoe elementair ook, die zowel een minimale erkenning als een garantie voor de toekomst is. Wat moeten we in dat geval doen?

De ambiguïteiten van een liturgische viering weigeren

Zoals Johannes Paulus II moedig schrijft in zijn apostolische aansporing over het gezin Familiaris Consortio (§ 84): ‘De eerbied verschuldigd aan het sacrament van het huwelijk, aan de echtgenoten zelf en aan hun naasten, evenals aan de gemeenschap van gelovigen, verbiedt alle geestelijke herders, om welke reden en onder welk voorwendsel dan ook, zelfs van pastorale aard, om voor gescheidenen die weer in het huwelijk treden, plechtigheden van welke aard dan ook te vieren. Deze zouden immers de indruk kunnen wekken van een sacramentele viering van een nieuw geldig huwelijk en zo dus op een dwaalspoor leiden met betrekking tot de onverbreekbaarheid van het geldig gesloten huwelijk.’

Daarom wordt er, in eenheid met de paus en de universele Kerk, nadrukkelijk gevraagd af te zien van elke vorm van pastoraal handelen die bij de echtelieden, de familie of de gemeenschap van gelovigen de indruk zou kunnen wekken dat het om een echt sacramenteel huwelijk gaat, zoals bijvoorbeeld de zegening van de ringen, het geven van het jawoord, de bruidsstoet naar de kerk na het burgerlijk huwelijk, het paar ontvangen in liturgische gewaden, enzovoort.

Te noteren valt dat deze ernstige dubbelzinnigheid niet wordt opgeheven door de eenvoudige verklaring aan het begin van dergelijke ‘viering’ dat het niet om het sacrament van het huwelijk gaat. Zo’n voorbehoud zou door het publiek immers slecht worden begrepen en terstond terzijde worden geschoven. De meesten zouden alleen maar onthouden: ‘Ze zijn voor de Kerk getrouwd …’ Zelfs de viering, op behoorlijke afstand van het burgerlijk huwelijk, van een mis voor de overledenen van de families van beide echtelieden is niet vrij van dubbelzinnigheid, als die een verkapte gelegenheid biedt voor een bruidsstoet en een publieke verwelkoming van het koppel bij het verlaten van de kerk.

Rest nog om op positieve wijze te spreken over het onthaal dat wij moeten bieden aan diegenen die burgerlijk hertrouwen en ruimer de hertrouwde echtgescheidenen. Dat ingewikkelde onderwerp, dat meerdere nuances vergt, zal ik in het volgende nummer behandelen.

+ André-Jozef Léonard
Aartsbisschop van Mechelen-Brussel

Mgr. Léonard: En al de anderen ?

Veel christenen zouden, als ze goed worden begeleid, zich kunnen engageren op de weg van de trouw, zoals ik die beschreef in Pastoralia van juni. Maar daarnaast zijn er ook diegenen die na hun scheiding ‘hun leven willen herbeginnen’. Ze hebben zich geëngageerd tot de trouw, zonder echt in te zien dat die een prijs heeft. Ze hebben niemand ontmoet die hen in waarheid voorlicht en hen met respect voorstelt om een evangelische keuze te maken. Ze zijn aan hun eenzaamheid overgelaten, of hun omgeving moedigde hen aan een nieuwe partner te zoeken. Velen erkennen in principe de onontbindbaarheid van het gebroken huwelijk, maar ze zeggen dat ze niet getrouwd zijn om als alleenstaande te leven… Zij hebben geen ongelijk! Het is niet alleen het celibaat dat de Heer van hen vraagt, het is de trouw aan het huwelijk en aan de echtgenoot. Maar om dit perspectief te kunnen zien, zou er actieve hulp van de Kerk moeten zijn, op voorwaarde dat die onthalend en verwelkomend is. En dat men er naartoe gaat… En dan zijn er ook nog de kinderen. Hebben die geen nieuwe vader of moeder nodig? En, zo zal men voorts zeggen, liefde kan je niet dwingen! De mooie principes vervliegen al snel wanneer een nieuwe liefde zich aandient. Hebben wij daar dan, met ons gewonde hart, na de beproeving van de mislukking, geen behoefte aan, nog meer dan ieder ander? Zo komen veel gescheiden gelovigen ertoe te overwegen een nieuwe (al dan niet burgerlijke) verbintenis aan te gaan.

Waarom zou men eigenlijk geen tweede kans verdienen? Onze cultuur heeft moeite met een levenslang engagement, vooral als de zaken anders uitdraaien dan aanvankelijk voorzien. Wanneer men tegen een mislukking aanloopt, eist men dat men onmiddellijk een tweede kans krijgt. In deze manier van denken schuilt een juiste intuïtie, namelijk dat voor de Heer, zolang wij op deze wereld zijn, nooit iets onherstelbaar is. Zelfs leven dat schijnbaar onherstelbaar verloren is, kan dankzij zijn barmhartigheid weer opbloeien en de jeugd van de hoop hervinden. Voor God is nooit iets verloren. Degene die wij ‘de goede moordenaar’ noemen, is daar de meest extreme illustratie van: een misdadiger die in enkele minuten van het kruishout naar het leven in Gods Koninkrijk gaat! A fortiori wil de Heer ons een doorgang openen wanneer wij in het slop geraken van mislukking en eenzaamheid.

Maar de Heer opent voor ons slechts een weg naar de hoop met inachtneming van de waarheid van zijn roeping voor ons leven. Hij ontvangt zondaars, maar vraagt hen tegelijkertijd zich te bekeren. Hij biedt een nieuwe levenskans aan zijn gescheiden broeders aan, maar niet door hen een nieuwe relatie aan te bieden die hij expliciet afwijst. En wanneer men hem tegenwerpt dat de Wet van Mozes gevallen voorzag waarin de man zijn vrouw kon verstoten en een ander kon huwen, grijpt Jezus terug naar het oorspronkelijke plan van de Schepper en bevestigt Hij opnieuw de onverbrekelijkheid van de huwelijksband: ‘Om de hardheid van uw hart heeft hij die bepaling voor u neergeschreven. Maar in het begin, bij de schepping, heeft God hen als man en vrouw gemaakt. Daarom zal de man zijn vader en moeder verlaten om zich te binden aan zijn vrouw en deze twee zullen één vlees worden. Zo zijn zij dus niet langer twee, één vlees als zij geworden zijn. Wat God derhalve heeft verbonden, mag een mens niet scheiden’ (Mc 10, 5-9). En Jezus sluit af door man en vrouw op dit punt op voet van gelijkheid te plaatsen (in tegenstelling tot de seksistische vooroordelen van zijn tijd): ‘Wie zijn vrouw wegzendt en een ander huwt, maakt zich tegenover haar schuldig aan echtbreuk. En wanneer zij haar man wegzendt en een andere huwt, begaat zij echtbreuk’ (Mc 10, 11-12).

+ André-Jozef Léonard
Aartsbisschop van Mechelen-Brussel

Bron: e-malbericht

Kardinaal Eijk: “Hertrouwen zonder nietigverklaring is overspel”

Kardinaal Eijk vindt dat mensen die hertrouwen aan “een vorm van gestructureerd en geïnstitutionaliseerd overspel” doen indien hun voorgaande huwelijk(en) niet door de kerk zijn nietig verklaard. Ook moeten toekomstige echtelieden de onontbindbaarheid van het huwelijk aanvaarden, anders kunnen ze niet voor de kerk trouwen.

Dat schrijft de aartsbisschop van Utrecht in een hoofdstuk van het boek ‘Elf kardinalen spreken over huwelijk en gezin: essays vanuit pastoraal perspectief’. In het boek, dat dinsdag uitkomt, schrijven de elf dat de bisschoppensynode geen ander beleid moet voeren als het gaat om gescheiden en hertrouwde katholieken.

Kardinaal Eijk schrijft in zijn bijdrage dat er “een gebrekkige kennis van het geloof of een gebrek aan geloof” bestaat onder echtparen vandaag. Ook vindt hij de catechese de afgelopen vijftig jaar ernstig verwaarloosd. Hij herinnert ons eraan dat Christus de kerk toevertrouwde “om de waarheid te verkondigen.”

Eijk: “”Het leergezag is altijd duidelijk geweest over de onontbindbaarheid van het huwelijk en over het absolute verbod op echtscheiding, gevolgd door een nieuw huwelijk.” Hij citeert paus Pius VII met de woorden dat een tweede huwelijk, “niet de naam huwelijk mag dragen, maar een overspelig verbond” is. Eijk herinnert ons eraan dat de “herhaalde uitspraken van het leergezag voorhouden dat een gescheiden en hertrouwd iemand niet kan worden toegelaten tot de communie. Het is een onveranderlijke leer.”

Praktisch stelt hij een grondige voorbereiding van toekomstige echtgenoten voor. Daarin moeten ze de onontbindbaarheid van het katholiek huwelijk aanvaarden. Als ze deze leer niet aanvaarden, zo schrijft de aartsbisschop, moet hen het sacrament van het huwelijk worden geweigerd.

In oktober vertegenwoordigt de aartsbisschop de Nederlandse bisschoppen tijdens de tweede bisschoppensynode over het huwelijk en gezin.

>>http://www.katholiek.nl/actueel/kardinaal-eijk-hertrouwen-zonder-nietigverklaring-is-overspel


Kardinaal Müller waarschuwt voor kerkscheuring over huwelijk en gezin

Karindaal Müller: Wie trouw blijft aan de Kerk, wordt via de media bestreden.

Karindaal Müller: Wie trouw blijft aan de Kerk, wordt via de media bestreden


Voor een geloofsafsplitsing als in het noodlotsjaar 1517 waarschuwt kardinaal Gerhard Müller, prefect van de congregatie voor de geloofsleer.

Volgens de Die Tagespost waarschuwt de kardinaal zijn eigen land, Duitsland, “zeer waakzaam te zijn en de lezing van de kerkgeschiedenis niet te vergeten”. Hij spoort aan tot redelijkheid in de verkondiging en herinnert eraan dat de geloofsverkondigers de mensen niet in een valse heilszekerheid moeten wiegen, om maar geen aanstoot te geven.

Eeuwig heil

“Wij mogen de mensen niet bedriegen wat de sacramentaliteit van het huwelijk, zijn onontbindbaarheid, zijn openheid voor het kind en de fundamentele complementariteit van de beide geslachten betreft. Pastorale hulp moet het eeuwig heil op het oog hebben.” Theorieën over een nieuwe begrip van de openbaring vanuit de “levenswerkelijkheid” wijst Müller uitdrukkelijk af. “Het gaat er niet om de openbaring aan de wereld aan te passen, maar om de wereld voor God te winnen”, aldus de kardinaal die sprak bij een boekpresentatie.

Duurzame herevangelisatie

Kardinaal Müller heeft kritiek op het “klimaat van Duitse aanspraken op het leiderschap voor de hele wereldkerk”, wat een toespeling zou kunnen zijn op kardinaal Kaspers commentaar dat de orthodoxe Afrikaanse bisschoppen “ons niet hoeven vertellen wat we doen moeten”. Volgens Müller wordt hem regelmatig gevraagd waarom uitgerekend de gevestigde orde van de zogenaamde ‘Duitse Kerk’, die zelf alle symptomen van een dramatisch verval vertoont, er aanspraak op maakt inzake de seksuele moraal en de katholieke huwelijksleer de toon in de wereldkerk aan te geven. Alleen een “duurzame herevangelisatie met alle apostolische vrijmoedigheid en ijver” kan de verschaling van het christendom in Duitsland tegengaan, aldus Müller.

Menselijke maat

Met het oog op de komende gezinssynode bekritiseert de curiekardinaal de probleemblindheid waarmee de toelating van burgerlijk hertrouwd gescheidenen tot de sacramenten en de erkenning van homoseksuele relaties “tot centrale thema’s van een pastoraal van de toekomst verklaard” worden. “Met alle middelen probeert men exegetisch, historisch, dogmatisch-historisch en met verwijzing naar psychologie en sociologie om de katholieke huwelijksleer, die voortvloeit uit het onderricht van Jezus, te deconstrueren en te relativeren, alleen maar om de Kerk aan de samenleving te conformeren. Wie trouw blijft aan de Kerk, wordt via de media bestreden en zelfs als tegenstander van de paus belastert, alsof niet de paus en alle bisschoppen in gemeenschap met hem getuige van de geopenbaarde waarheid zijn, die tot trouw beheer aan hen is overgedragen, opdat die niet door mensen tot de menselijke maat wordt verlaagd”, aldus de prefect van de congregatie voor de geloofsleer. (KN/Kath.net)

Bron: katholieknieuwsblad.nl/