Dr. A.A.A. Terruwe – Biografisch Woordenboek

Anna Terruwe

1911-2004, psychiater
Anna Alberdina Antoinette Terruwe werd op 19 augustus 1911 in Vierlingsbeek geboren als enige dochter van Johannes Theodorus Terruwe (Boxmeer 28 december 1885-Utrecht 24 november 1950) en Catherina Theresia Ernestina Huberta Korbmacher (Boxmeer 20 mei 1881Deurne 26 september 1969). Hun gezin telde naast Anna nog een jongere zoon Jo (Johannes Ernst Antoon, Vierlingsbeek 22 maart 1913-Deurne 1 juli 1989), die omstreeks 1940 in Frankrijk tot priester werd gewijd en daar tot 1987 werkzaam bleef. Later werden nog een Frans pleegkind en tijdens de oorlog een joods onderduikertje in huis opgenomen. Anna Terruwe bleef ongehuwd en overleed op 28 april 2004 te Deurne.

Anna (roepnaam Anny) Terruwe groeide op en ging naar school in Vierlingsbeek en in Deurne, waar het gezin in 1921 naartoe verhuisde. Haar vader was koopman, haar moeder was als vroedvrouw in dienst van de gemeente en zorgde voor een vast inkomen. Beiden waren zeer standsbewust en hielden zich afzijdig van de dorpsgemeenschap. Na haar eindexamen gymnasium B aan het Catherinalyceum in Eindhoven ging Anny in 1930 medicijnen studeren in Utrecht. Ze was actief in de katholieke studentenvereniging Veritas, waarvan twee jaar als praeses van de meisjesstudentenclub. Daarnaast volgde Anny, zoals andere katholieke studenten, colleges filosofie, onder andere over het thomisme bij de toen bekende dominicaan mag. A.C. Doodkorte. Het thomisme of neothomisme, de eind 19de eeuw ontstane interpretatie van het gedachtegoed van de invloedrijke middeleeuwse denker Thomas van Aquino, was in die tijd de gezaghebbende leer in de katholieke kerk.

In deze tijd moet Anny Terruwe ook in contact zijn gekomen met de eveneens in katholieke kring landelijk bekende Nijmeegse redemptorist, jurist en moraaltheoloog prof.mr. Willem Duynstee (1886-1968) – raadsman van vooral jonge katholieke intellectuelen. Hoogstwaarschijnlijk sprak ze met hem over haar toekomst en haar religieuze roeping. Want in overleg met hem trad ze op 28 februari 1937, 25 jaar oud, enkele maanden voor haar afstuderen in bij de clarissen-capucinessen in Duivendrecht, een beschouwende orde. Al snel, precies twee maanden later, verliet ze, eveneens op advies van Duynstee, weer het klooster. Haar ouders hadden er herhaald op aangedrongen dat ze eerst haar studie zou afmaken alvorens een definitieve keuze voor haar roeping te maken. In 1938 deed ze alsnog haar artsexamen.

Ze koos er nu voor binnen de geneeskunde actief te blijven en zich te richten op de psychiatrie. Ze kon echter niet meteen met de opleiding beginnen en werkte daarom, ook al vanwege een tekort aan chirurgen door de mobilisatie, eerst een half jaar als assistent op de afdeling chirurgie van het ziekenhuis St. Annadal in Maastricht. In juni 1939 werd ze benoemd tot assistent in de psychiatrische inrichting ‘Voorburg’ in Vught, die werd geleid door de psychiater dr. G.B.J.A. Janssens. Daar zou ze ruim vier jaar werkzaam blijven. Per 1 september 1943 kreeg ze op eigen verzoek ontslag en werd benoemd tot tweede assistent van de zenuwarts prof.dr. J.J.G. Prick, hoofd van het ‘Zenuwpaviljoen’, de psychiatrisch-neurologische kliniek van het St. Canisiusziekenhuis in Nijmegen. Ze voltooide hier haar specialisatie en bleef tot 1 september 1945 in dienst. Vermeldenswaard is dat ze na het bombardement op Nijmegen van februari 1944 bijsprong op de chirurgie-afdeling.

In 1945 werd Anna Terruwe ingeschreven in het specialistenregister en begon ze een eigen praktijk als zenuwarts voor uitsluitend psychotherapie, eerst aan de Berg en Dalseweg en anderhalf jaar later aan de Vossenlaan 1 in Nijmegen. Daar zou ze tot 1982 blijven wonen en werken, samen met haar huishoudster, die tevoren bij haar ouders in Deurne in dienst was geweest. Anna Terruwe was, toen ze haar praktijk begon, de eerste vrouwelijke katholieke zenuwarts in Nederland. Die pioniersrol was zo moeilijk dat ze erover dacht “maar liever stoepen te gaan schrobben”. Ze was zeer dankbaar voor de steun met woord en daad, die ze kreeg van Duynstee, die, naar ze later opmerkte, haar voor de psychiatrie had behouden. Duynstee was ook binnen de katholieke psychiatrie een invloedrijk man. In 1935 had hij indruk gemaakt met een lezing ‘De verdringingstheorie, beoordeeld van thomistisch standpunt’, waarin hij de psycho-analyse van Sigmund Freud met de moraalleer en het neothomistisch gedachtegoed van de katholieke kerk verbond. De theorie van Freud werd door de kerk afgewezen, omdat in de traditionele katholieke visie een neurose niet beschouwd werd als het gevolg van verdringing van gevoelens, maar eerder werd gezien als het gevolg van een ontsporing op het gebied van geloof en moraal, vooral de seksuele moraal. Seksueel afwijkend gedrag van de neuroticus werd als zondig aangemerkt. Volgens de psychoanalytici daarentegen kenmerken de dwangmatige denkbeelden en handelingen van de neuroticus zich juist door de afwezigheid van geestelijke vrijheid. Bij het ontbreken daarvan is volgens hen dan ook een moreel oordeel niet op zijn plaats, maar moet eerst de gezondheid hersteld worden. Duynstee erkende wel het optreden van verdringing, maar wees de seksuele oorsprong ervan af.

Als gelovig katholiek en als psychoanalytisch geschoold arts voelde Terruwe zich aangesproken door deze poging tot synthese van Duynstee en nam zij het op zich om de visies van Freud en de kerk ook medischwetenschappelijk en praktisch-therapeutisch met elkaar te verbinden. In nauwe samenwerking met Duynstee schreef ze in 1949 een proefschrift, gebaseerd op diens inzichten, onder de titel: De neurose in het licht der rationeele psychologie. De katholieke Leidse hoogleraar psychiatrie prof.dr. E.A.D.E. Carp was bereid om als promotor op te treden. Tevoren had ze haar opleider in Utrecht prof.dr. H.C. Rümke benaderd, maar hij achtte zich inzake het thomisme niet deskundig. Terruwe hoopte met haar studie een psychotherapie aan te bieden, die én recht deed aan Freud én paste in het mensbeeld en de leer van de katholieke kerk. Daarbij was haar uitgangspunt de gevolgen van de verdringing bij haar cliënten niet te verbieden of te veroordelen, maar te dulden en ze langs die weg door hen te laten integreren in hun leven.

Haar proefschrift kreeg veel aandacht. De reacties van collega-wetenschappers waren deels positief, deels negatief. In kerkelijke kringen werd echter zeer verontwaardigd gereageerd. Haar opvattingen over het gebrek aan geestelijke vrijheid van de neuroticus werden gezien als een vrijbrief voor het goedkeuren van overtredingen van de seksuele moraal. Op de achtergrond speelde daarbij een competentiekwestie, en wel de vraag wie bevoegd waren een oordeel te geven over die geestelijke onvrijheid en daarmee over het moreel ontoerekeningsvatbaar zijn van neurotische cliënten: waren het de therapeuten of waren het de zielzorgers? Omdat Terruwe als katholieke arts onder haar cliënten veel priesters, kloosterlingen en seminaristen had, die gebukt gingen onder psychische problemen, samenhangend met hun onderdrukte seksualiteit, kwam spoedig een stroom van geruchten op gang over seksuele adviezen die zij hun in strijd met de kerkelijke regels zou geven. Al in 1950 werd van kerkelijke zijde op last van de bisschoppen het eerste onderzoek hiernaar ingesteld. Zij en haar raadsman Duynstee werden toen nog vrijgepleit. Terruwe zelf werd in het rapport ‘rechtzinnig in de leer’ en ‘voorzichtig in de practijk’ genoemd.

De geruchten en verdachtmakingen bleven echter doorgaan. In 1954-1955 volgde een nieuw kerkelijk onderzoek, nu in opdracht van Rome zelf. Het resulteerde in 1956 in een niet ondertekend stuk ‘Quaedam admonitiones’, waarin tegen de ‘verderfelijke’ opvattingen van Terruwe en Duynstee werd gewaarschuwd. Ook werden alle kerkelijke leiders in Nederland in brieven tegen hen gewaarschuwd en werd het hun verboden om priesters, seminaristen en kloosterlingen die onder hun gezag stonden, naar een psychiater of psychotherapeut van het andere geslacht te sturen. Terruwe werd niet met name genoemd, maar het was zonneklaar dat zij werd bedoeld. Duynstee, die juist met emeritaat was gegaan, werd door zijn oversten naar Rome ‘verbannen’. Pas in 1960 mocht hij in stilte naar Nederland terugkeren. Hij mocht Terruwe niet meer ontmoeten, maar ze bleven in het geheim contact houden. Terruwe, die zelf niet was gehoord en zich op lasterlijke wijze in haar eer en goede naam zag geschaad, deed verschillende pogingen om eerherstel te krijgen. Uiteindelijk ging ze in 1964 over tot openbaarmaking van de gebeurtenissen in een in zeer beperkte kring verspreid boekje Opening van zaken (in usum privatum). Sindsdien sprak men van de ‘affaireTerruwe’. Een jaar later, in april 1965, werd ze na tussenkomst van kardinaal Alfrink door paus Paulus VI officieel gerehabiliteerd. In het Vaticaan werd de eerst zo verguisde psychiater nu spoedig een graag geziene gast. Paus Paulus las een in het Frans vertaald boekje van haar en er kwam een direct contact tot stand. Ze kreeg in 1969 een ‘onbeperkte’ audiëntie bij hem en bezocht hem ook daarna in Rome. Het persoonlijke contact met de paus zal zeker ook verband hebben gehouden met de omstandigheid dat Terruwe zich intussen, evenals overigens Duynstee, had gemanifesteerd als verdedigster van zijn zeer beperkende leer inzake huwelijk, celibaat en geboorteregeling.

De Romeinse perikelen weerhielden Anna Terruwe niet te blijven publiceren en haar onderzoek op het gebied van de neurosen voort te zetten. In 1962 verscheen haar boekje De frustratieneurose. Daarin stelde ze dat mensen door het streven naar zelfbevestiging zo met zichzelf en anderen in de knoop kunnen raken dat een neurotische misvorming van geheel eigen aard optreedt, die volgens haar nog niet eerder was beschreven. Zij noemde deze neurotische misvorming ‘frustratieneurose’. Ook kenmerkend voor dit neurotisch syndroom was volgens haar dat het, anders dan de door Freud beschreven neurosen, niet veroorzaakt werd door verdringing. Voor de therapie was haar hypothese belangrijk dat mensen van jongs af aan bevestiging nodig hebben om psychisch en geestelijk tot een volwaardig mens te kunnen uitgroeien. Bevestiging is het gebeuren waarbij mensen aan elkaar waardegevoel schenken en van elkaar waardegevoel ontvangen. Deze inzichten werden het uitgangspunt voor een door haar ontworpen professionele behandelwijze, maar bevestiging was volgens haar ook mogelijk in een persoonlijke relatie van mens tot mens.

Anna Terruwe besefte niet de eerste wetenschapper te zijn, die over het belang van bevestiging sprak. Toch moet het voor haar een grote teleurstelling zijn geweest dat het ziektebeeld van de frustratieneurose door haar vakgenoten in de psychiatrie nooit wetenschappelijk werd erkend. De zenuwarts Marlet verklaart dat vanuit een vermoeden dat de meeste collegae dergelijke patiënten rangschikten in de bredere categorie van lijders aan verwaarlozingsverschijnselen dan wel neurotici. Ook haar eigenzinnige terminologie bevorderde de aanvaarding van haar inzichten niet. Een andere grote tegenslag in deze jaren was het plotselinge overlijden van Duynstee, haar ‘leermeester’, in 1968 in Frankrijk, toen zij samen onderweg waren naar Rome.

Kort daarna begon Terruwe haar ideeën over bevestiging te ontvouwen voor een groot publiek. Ze schreef ruim twintig populariserende boekjes en hield tot op hoge leeftijd honderden lezingen in binnen- en buitenland. Er verschenen ook twee grammofoonplaten met lezingen in 1970 en 1971 en een tiental geluidscassettes in de jaren ’80. Bij haar publieksoptredens cultiveerde ze bewust een aristocratische, ja zelfs majesteitelijke uitstraling. Haar dictie leek op die van koningin Wilhelmina. Haar boekje De frustratieneurose beleefde vele herdrukken tot de zevende druk in 1998. Een internationaal eerbetoon was het eredoctoraat van het katholieke Anna Maria College in Paxton, Massachusetts (VS), dat ze in juni 1974 in het bijzijn van kardinaal Alfrink ontving. Eind jaren ’70 was Anna Terruwe een van Nederlands bekendste psychiaters. Inzake de seksuele moraal en de leer van de kerk bleef ze streng. Mensen die hiermee problemen hadden, leden volgens haar aan een tekort aan bevestiging en een gebrek aan geestelijke volwassenheid. Haar behoudende opvattingen werden echter minder gewaardeerd, zoals blijkt uit het liedje over homoseksualiteit uit de musical Foxtrot (1977) ‘Wat ik nou toch heb gelezen’. Terruwe wordt niet met name genoemd, maar iedereen wist dat zij wordt bedoeld met de genoemde ‘Nijmeegse Psychiater’.

Ze werkte haar bevestigingsleer intussen verder uit tot ook een maatschappelijke leer. Ze kwam tot het inzicht dat ook een menselijke samenleving als geheel fundamenteel scheef kan groeien door het streven naar zelfbevestiging en dat deze zelfgerichtheid ten koste gaat van andere mensen en samenlevingen. Een bijzondere doelgroep vormden voor haar de maatschappelijk hooggeplaatsten. In 1978, 1979 en 1983 vonden op uitnodiging van de familie Van Heek een drietal bijeenkomsten met bekende politici plaats op hun kasteeel Bergh te ’s-Heerenbergh. In 1981 werd de Dr. Anna Terruwe Stichting opgericht met het doel haar gedachtegoed te behoeden en te bewaren en de verspreiding van de leer der bevestiging, zo ruim mogelijk, te bevorderen. De Stichting is nog altijd actief.

In 1982 keerde Anna Terruwe, nadat ze 70 was geworden, terug naar Deurne en vestigde ze zich samen met haar huishoudster in haar ouderlijk huis, dat ze altijd had aangehouden en waar ze in de weekends verbleef. Ze ging daar verder met de verbreiding van haar leer en ontving onder anderen de Belgische kardinaal Danneels en prominente politici. Ze ondersteunde actief de Dr. Anna Terruwe Stichting. In 1984 werd een zusterstichting in België opgericht. In 1985 volgde de opening van een Dr. Anna Terruwe Centrum in Deurne en in 1987 van een vergelijkbaar centrum in Gent. Een eigen tijdschrift met de titel ABRI, Tijdschrift voor bevestigend samenleven ging vanaf 1984 verschijnen. Haar vielen in deze laatste levensfase opnieuw eerbewijzen ten deel. In 1986 werd ze bij haar 75ste verjaardag koninklijk onderscheiden en benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Ook verscheen in 1987 een vriendenboek Bevestigend samenleven. Terruwes laatste levensjaren waren moeilijk. Haar intussen ook bejaarde huishoudster, die haar altijd trouw had gediend, overleed na een langdurige ziekte. Ook voor haar zelf gingen de jaren tellen. Ze werd moeilijk ter been en daardoor minder mobiel en sloot zich steeds meer van de buitenwereld af. In 2004 overleed ze op 92-jarige leeftijd in Deurne.

Anna Terruwe heeft een zeer arbeidzaam leven geleid. Ze oefende ruim 50 jaar haar praktijk uit. Naar ze zelf in 1994 zei, ontving ze in totaal circa 17.000 mensen. Over haar eigen persoon was ze zeer gesloten. Ze schermde haar privéleven af. Over haar liefhebberijen is weinig bekend. Ze speelde piano, schreef gedichten en fietste graag en veel. Ze was een charismatische vrouw en moet een zeer empathische, zeer bekwame therapeute zijn geweest. Haar patiënten noemden haar hartelijk, warm en menselijk. Sommigen van hen volgde ze jarenlang. Omgekeerd werd ze door sommigen van hen verafgood. Daarnaast wekte haar moed om tegen heersende opvattingen in haar eigen weg te gaan vooral in de jaren ’50 en ’60 ook bewondering. Vanaf de jaren ’70 vereenzelvigde ze zich steeds meer met haar bevestigingsleer, volgens Marlet haar belangrijkste bijdrage op wetenschappelijk gebied en het meest waardevolle deel van haar totale werk als psychotherapeute. De verbreiding daarvan werd nu haar totale levensvervulling. Ze had steeds sterker het besef een taak te hebben, waarvan de betekenis boven haar uitging. Ze was er heilig van overtuigd dat ze op dat terrein een roeping, een missie had en dat haar gedachtegoed eens zou doorbreken. Ze legde, naarmate de jaren vorderden, steeds sterker de nadruk op het belang hierbij van de weerhoudende liefde. Deze liefde, die was geënt op de attitude die een psychiater beroepshalve ten opzichte van een cliënt dient te hebben, groeide bij haar uit tot een ideaal, dat elk mens zou moeten nastreven, maar feitelijk onbereikbaar was. Daarmee ging ze, zoals Winkeler terecht opmerkt, net een stap te ver. Voor kritiek op haar leer was Terruwe evenwel niet ontvankelijk. Discussies hierover ging ze uit de weg. De Nijmeegse theoloog Grossouw typeerde al in 1981 deze late Terruwe treffend als een christelijke goeroe.

Haar grote religiositeit zal aan deze zendingsdrang niet vreemd zijn geweest. Anna Terruwe was een diepgelovig mens. Haar verblijf in het klooster was dan wel kort, maar feitelijk is ze een kloosterlinge in de wereld gebleven. Volgens Marlet is Terruwe “meer een kind van haar tijd” gebleven dan men in 1949 kon vermoeden. Daarbij kan de invloed die de 25 jaar oudere Duynstee op haar had, moeilijk worden overschat. Mogelijk had die blijvende gehechtheid aan haar achtergrond, haar opvoeding en haar vorming ook te maken met haar afkomst en persoon. Evenals haar ouders was Anna Terruwe zeer standsbewust in al haar contacten. Ze was voorts zeer eigenzinnig en haar vermogen tot zelfkritiek was niet sterk ontwikkeld. Dat ze daardoor later haar eigen invloed ging overschatten, is tragisch te noemen, omdat ze tegelijkertijd een ongewoon begaafde vrouw was, die voor veel mensen veel heeft betekend. Ook door haar uiterst behoudende opvattingen over de seksuele moraal, haar traditionele opvattingen over de katholieke kerk en haar leergezag – in weerwil van de eigen ervaringen hiermee – en haar eigenzinnig taalgebruik heeft ze later steeds meer mensen van zich vervreemd, die zich wel door haar bevestigingstheorie voelden aangesproken. Dat is jammer, want de kern hiervan, de waarde van bevestiging in alle menselijke betrekkingen, blijft onverminderd gelden.

Pastoor Andy Penne schrijft over de Missie

PATER GREGOOR EN DE MISSIE

Bijna twintig jaar geleden – in 1992 – stond ik in het ziekenhuis van Zottegem aan het sterfbed van Pater Gregoor, de laatste priester-missionaris van Galmaarden. Zuster-overste, Zuster Norberta, had mij meegenomen bij haar stervende broer. Ik was toen pas seminarist. De oude priester-missionaris was gelukkig op zijn sterfbed te horen dat er nog seminaristen waren. Kort na dat bezoek sloot de oude priester de ogen om ze te openen bij de Heer.Oktober is de missiemaand. We denken aan de vele mannen en vrouwen die uit ons midden wegtrokken om de rijkdom van het geloof in Jezus Christus te brengen naar alle uithoeken van de wereld. Mannen en vrouwen die gegrepen waren door Jezus Christus en Zijn opdracht: “Gaat dus op weg en maakt alle volken tot mijn leerlingen” (Mat. 28,19). Zo ook onze Pater Gregoor, hier geboren in de Bergstraat in Galmaarden in 1908 als Georges Reygaerts. De vier kinderen uit dat gezin zouden zich allen met het hele leven geven aan Jezus Christus en de Kerk: broer Frans zou pater Capucijn worden en gaan werken in Belgisch Congo; zus Georgina zou intreden bij de Zusters Franciscanessen in Zottegem en zus Paula zou jarenlang huishoudster zijn van haar neef-priester, pastoor Wastiels. Georges trad dus op 18-jarige leeftijd in bij de paters Capucijnen en vertrok op 26-jarige leeftijd als priester naar de missie van Ubangi in Belgisch Congo. In de missie was hij achtereenvolgens professor aan een Klein Seminarie, broessepater en in 1940 stichtte hij een nieuwe missiepost in Kotakoli, later weer broessepater. Hij bleef er tot in 1960. Een jongen van bij ons die aan de basis lag van een bloeiende Kerk van nu. Hij zaaide daar het geloof mee en vandaag zijn daar rijke vruchten.

De tijd dat mensen uit ons midden naar verre streken trokken om het geloof te verspreiden ligt grotendeels achter ons. De omgekeerde beweging is nu aan de gang. De Gentse bisschop Van Looy noemde deze week Vlaanderen een missieland: http://www.rknieuws.net/nieuws/nws.php?id=68122 ; de Nederlandse bisschoppen deden dat al een tijd terug. We zijn zelf een arm volk geworden, velen kennen Christus niet meer, er zijn te weinig roepingen om de Sacramenten voldoende te kunnen garanderen. Nu komt het er op aan nederig te zijn en hulp te durven vragen. Onze bisschoppen doen dat, ze doen een beroep op priesters en religieuzen uit verre landen en deze komen nu naar onze streken om hier te helpen in de geloofsverkondiging en te zorgen dat mensen hier de Sacramenten kunnen ontvangen. In elk bisdom zijn buitenlandse priesters en religieuzen aan de slag. In het bisdom ’s-Hertogenbosch zijn een 14-tal priesters uit India aan de slag, de ervaringen zijn goed. In ons aartsbisdom Mechelen-Brussel zijn veel buitenlandse priester-studenten ingeschakeld en we hebben sinds vorig jaar in Brussel het nieuwe seminarie met allemaal buitenlandse seminaristen die hier als priester zullen werken. We voelen steeds meer dat we horen tot een wereldwijde Kerkgemeenschap.

Missie is niet iets van het verleden of van veraf. Missie is ook iets van nu en van dichtbij. Er moet worden ingezet op geloofsverkondiging en – verdieping. We hebben allemaal de taak om van onze vriendschap met Jezus Christus te getuigen. Geloven is geen privéaangelegenheid. We moeten als christenen allemaal getuigen. En we moeten het niet ver gaan zoeken. Beginnen met ons kinderen, kleinkinderen of achterkleinkinderen, met mensen die dicht bij ons leven in familie, vrienden- of werkkring. Niet met grote woorden maar gewoon laten zien dat die band met Jezus Christus je gelukkig maakt.

Door pastoor A. Penne.

Bron: www.priesterpenne.be

12-year-old speaks out on the issue of abortion

12-year-old speaks out on the issue of abortion

Door FyreFoxXP, http://www.youtube.com/user/FyreFoxXP

Anyone looking for scientific and philosophical evidence regarding the case for life should refer to: http://www.caseforlife.com/evidence.asp

Source: http://www.youtube.com/user/scabious2#p/a/f/1/wOR1wUqvJS4

Scriptie Dr. Anna Terruwe MD Dr. Conrad Baars MD

anna-terruwe.nl KLIK op de afbeelding

Scriptie van Sjaak van de Berkt;  Relatie als instrument van genezing”, 

literatuurstudie over het concept van de bevestigende, weerhoudende liefde van Anna Terruwe,

Kerkrade, jan. 2000.

In deze studie wordt ingegaan op de bevestigingsleer van de zenuwarts Dr. Anna
Terruwe [en Conrad Baars MD, red.] in het perspectief van het theologisch-personalistisch 
denken van Maurice Zundel osb. De weerhoudende liefde werkt genezend naar de ander toe,
die nood ervaart, door middel van een (plaatsvervangende) affectieve band die ontstaan kan. 
Het is de positieve bevestiging die relationeel ervaarbaar wordt. Relatie kan dan een 
instrument van genezing zijn of worden..

Terug naar de basis en bevestigingsleer

Terug naar de basis,

Filosofisch gekleurde zoektocht naar het belang van liefde als basis voor de creatieve therapie,  

Opleiding beeldende creatieve therapie aan de HAN, Nijmegen, augustus 2010, Elvira Kok, blz. 18-19:

Anna Terruwe, Bevestigingsleer

door Elvira Kok

De bevestigingsleer is een theorie die ontwikkeld is door  psychiater Anna Terruwe. Volgens Dr. Terruwe hebben mensen (als sociale wezens) vanaf het begin bevestiging en onvoorwaardelijke liefde nodig om tot een volwaardig mens te kunnen uitgroeien op alle ontwikkelingsgebieden. Als dit ontbreekt leidt dit volgens haar tot, zoals zij dit noemt, frustratieneurose en ‘zelfbevestigend’ compensatiegedrag.

Een mogelijkheid tot herstel ziet zij in het ‘(her)vinden van de eigenwaarde door wederzijdse bevestiging’. ‘Door het goede in elkaar te zien en elkaar hierin te bevestigen, ontstaat vertrouwen en het vermogen om liefde te geven’.

Later kwam ze tot het besef dat ook een gehele samenleving in de basis kan scheefgroeien door het streven naar zelfbevestiging. (zie ook: De angst voor vrijheid van Erich Fromm)  Volgens mij is het zonder de ‘zelfbevestiging’ waar Dr. Terruwe van spreekt ontzettend moeilijk, zo niet onmogelijk om stelling te nemen ten opzichte van de wereld om je heen. Als de eigen persoonlijkheid niet genoeg bevestigd is dan zal het lastig zijn om ergens voor te gaan staan en daarin standvastig te zijn. Als je nog te zeer de bevestiging van anderen nodig hebt dan is het logisch om met alle winden mee te waaien om geaccepteerd en gewaardeerd te worden.

In dit verband draagt bevestiging bij aan het ontwikkelen van een stabiele persoonlijkheid en het ‘adequaat kunnen reageren’ op alles wat er is en alles wat zich voordoet. Bovendien is het makkelijker te ontwikkelen naar mate de persoonlijkheid stabieler is. ‘Bevestiging is in deze zin volgens mij de basis van een gezonde persoonlijkheid en zou dan logischerwijs ook de basis moeten zijn van een goede therapie.

Liefde en bevestiging (zoals Dr. Terruwe dit begrip ziet) komen volgens mij vrijwel op hetzelfde neer. Hierin zie ik mijn stelling bevestigd dat liefde de basis zou moeten zijn van een goede therapie.

Bron: http://www.surfsharekit.nl:8080/get/smpid:3659/DS1/ ; blz. 18-19.

Visioenen van Anna Katharina Emmerich over de Kerk

Ineenstorting en herstel van de Kerk

Anna Katerina Emmerick, Duitsland, 1774-1824

1. Visioenen van Anna Katharina Emmerich over de Kerk (uittreksels). Bron: Visioenen van Anna Katharina Emmerick over de Kerk. Uitgever: Zr. A. C. Emmerick Stichting, Ten Hout 19, 5674 NZ Nuenen (Nederwetten), Nederland.

2. « Ik zag de kerk van Sint Pieter en een enorm aantal mensen, die bezig waren haar te vernielen, maar ik zag ook anderen bezig met herstelwerkzaamheden. Rijen werklieden, bezig met deze dubbele taak, strekten zich uit over de hele wereld. De slopers sloegen hele stukken los; het waren in het bijzonder sekteleden in groten getale en afvalligen. (…) Ik zag met afschuw, dat er ook katholieke priesters onder waren. (…) Zij vernielden wat heilig en groots was, en wat zij opbouwden was niets anders dan hol, leeg en overbodig. Zij braken het altaar af en van de stenen maakten zij een bordes bij de ingang. (…) »

De verduistering van de Kerk

3. « Ik zag de Kerk op aarde geheel verduisterd en verlaten. Gij, priesters, gij verroert u niet. Gij slaapt en de schaapstal brandt aan alle kanten. Gij doet niets. O, wat zult gij daar eenmaal om wenen. Al had gij maar één Pater Noster gebeden. Ik zie zoveel verraders, zij kunnen niet dulden dat men zegt: “Het gaat verkeerd”. Alles is goed in hun ogen, als zij door de wereld maar geëerd worden. Ik zag de gebreken en de decadentie van het priesterdom, alsook haar oorzaken. Ik zag de kastijdingen, die in aantocht zijn. De bedienaren van de Kerk zijn toch zo laf. Zij maken geen gebruik meer van de kracht, die zij bezitten door hun priesterschap. »

4. « Ach, als ooit de zielen zouden opeisen, wat hun verschuldigd is door de geestelijkheid, die hun zoveel verliezen berokkent door haar nalatigheid, zorgeloosheid en onverschilligheid, wat zal dat voor die nalatigen iets verschrikkelijks worden. Zij zullen rekenschap moeten afleggen voor alle liefde, alle vertroostingen, alle aansporingen, alle onderrichtingen omtrent de godsdienstige verplichtingen, die zij ons niet geven; voor alle zegeningen die zij niet uitspreken, ofschoon de kracht van Jezus’ hand hun is gegeven, voor alles wat zij nalaten te doen, zoals Jezus het gedaan heeft. Ik zag relikwieën wegwerpen en andere dingen van dien aard. Ik zag hoe aan oneindig veel mensen van goede wil de toegang tot de genadebronnen van het Hart van Jezus werd afgesloten door de afschaffing van devoties en door sluiting en profanatie van de kerken. »

5. « Ik kreeg een visioen wat betreft de ontelbare fouten van de herders en het nalaten van al hun verplichtingen jegens hun kudde. Ik zag vele goede en vrome bisschoppen, maar zij waren slap en zwak en het slechtste deel van hen kreeg vaak de overhand. God houdt terdege rekening met de decreten, bevelen en verboden van het hoofd van de Heilige Kerk, en zij blijven bij Hem van kracht, ook al maken de mensen er zich niet ongerust over, of loochenen zij ze, of drijven er de spot mee. »

6. « Ik zag al deze geestelijken omgeven door een zware mist, die hen als door een muur afscheidde van de Kerk. Ik zag de lauwheid van de plaatselijke geestelijken toenemen en ik zag een grote duisternis ontstaan. Toen verbreidde zich het visioen naar alle kanten. Overal zag ik de katholieke gemeenschappen onderdrukt worden, gekweld, in het nauw gedreven, en beroofd van hun vrijheid. Ik zag dat veel kerken gesloten werden. Ik zag overal veel narigheid. Ik zag oorlogen en bloedvergieten. Maar dit zal niet lang duren. »

7. « Ik zag de kerk der afvalligen geweldig toenemen. Ik zag de duisternis die er van uitging zich in de hele wereld verspreiden, en ik zag veel mensen de wettige Kerk verlaten, en zich tot de andere wenden. Daar is alles veel mooier, veel natuurlijker en beter geordend. Ik zag betreurenswaardige dingen. Men speelde, dronk, kletste, men maakte vrouwen het hof in die kerk, in één woord, men bedreef er allerlei soorten gruwelen. »

8. « De priesters lieten alles toe en lazen de Heilige Mis met veel oneerbiedigheid. Ik zag er maar weinigen, die nog de ware godsvrucht hadden, en de zaken gezond beoordeelden. Dat alles bedroefde mij ten zeerste. Toen bond mijn hemelse Bruidegom mij bij het middel vast, zoals Hij zelf aan de geselkolom werd vastgebonden, en zei: “Zo zal de Kerk nog gebonden worden, zo zal zij worden vastgeklemd, totdat zij zich weer kan oprichten”. Ik zag in de toekomst de godsdienst diep wegzinken. Alleen in enkele haardsteden en in enkele gezinnen hield zij stand. Die heeft God dan ook gespaard voor de rampen van de oorlog. »

De goede Kerk

9. « Ik zag in de nabijheid een andere Kerk, waar alles licht was, en die voorzien was van allerlei genaden van boven. Ik zag er Engelen opstijgen en nederdalen, ik zag er “leven en groei”, maar er was ook “lauwheid en verstrooidheid.” Ik zag ook geestelijken hout aandragen naar de treden van de preekstoel. Zij staken vuur aan en bliezen uit alle macht, maar dat alles veroorzaakte alleen maar rook en een afschuwelijke damp. Toen maakten zij een gat in het plafond met een pijp er op, maar de rook wilde niet omhoog gaan en alles bleef in duisternis gehuld, een duisternis, waarin men stikte. »

10. « Ik zag ver weg op het achterplan de troon van een woest volk, gewapend met speren, en een gestalte, die lachte, en zei: “Bouw maar zo stevig als je wilt, wij gooien haar wel omver”. (Moskou ? De Islam ?) Ik zag hoe men zo bekwaam (te Rome) de godsdienst ondermijnde en verstikte, dat er nauwelijks een honderd priesters overbleven, die zich niet lieten meeslepen. Hoe dat kwam weet ik niet, maar ik zag de mist en de duisternis meer en meer toenemen. »

11. « (Naast de kerk der afvalligen ziet zij ook de ware Kerk). “Ik zag in de nabijheid een andere Kerk, waar alles licht was en die voorzien was van allerlei genaden van boven. Ik zag er Engelen opstijgen en nederdalen, ik zag er leven en groei” (niet zozeer in kwantiteit, maar in kwaliteit, de goeden worden beter). “Maar er was ook lauwheid en verstrooidheid,” (ook daar, de verleiding van de kerk der afvalligen steekt ook sommigen van de goeden aan.) »

Het modernisme in de Kerk

12. « Ik zag op een groene weide (waar de schaapjes van de Kerk grazen) veel mensen, waaronder “geleerden”, zich terzijde bijeengroeperen, en er verrees een “nieuwe kerk”, waarin zij zich verzamelden. Die kerk was rond met een grijze (niet meer lichtgevende) koepel (het was niet meer de kruiskerk), en zoveel mensen stroomden daar samen, dat ik niet begreep hoe zij er allemaal in konden. (De ronde vorm betekent het verwerpen van de traditionele Kerk. In onze dagen beleven wij een herleving van het modernisme. De kudde wordt naar vergiftigde weidegrond geleid.) »

13. « Ik zag meerdere groepen welmenende mensen naar een kant van de weide snellen, waar nog groen gras was, en licht. Ik weet niet, wat er van de mensen terechtkwam, die de (valse) kerk waren binnengegaan. Het leek wel, of zij de mensen “verslond”. Die kerk werd steeds zwarter en leek helemaal op steenkool. Daarna ging ik, onder leiding van drie Engelen, naar een rijk bloeiende plek (dus waar de ware leer nog niet besmet was), door muren omgeven (door God beschermd), ongeveer even groot als het kerkhof hier voor de deur (deze kleine ingesloten ruimte schijnt opnieuw de kleine kern aan te duiden die trouw is gebleven). »

De gemeenschap der antikerkelijken

14. « Zij willen één enkel lichaam zijn, maar in iets anders dan in de Heer. Er heeft zich een lichaam gevormd, een gemeenschap buiten het lichaam van Jezus, dat de Kerk is: een valse kerk, zonder Verlosser, waarvan het mysterie is, dat zij geen mysterie bezit. Ik kan niet zeggen hoezeer alles, wat zij doen afschuwelijk, verderfelijk en ijdel is. Bijna niemand hunner kent de duisternis te midden waarvan hij werkt. Schijnbaar is alles zuiver, in werkelijkheid is er slechts leegte. (Door hun opening naar de wereld is hun invloed in de wereld ten einde. Geloven is niet mogelijk zonder nederigheid, maar in de “wetenschappelijke” kerk heerst zelfgenoegzaamheid, en een gevoel van superioriteit.) »

15. « Zij zit vol hoogmoed en verwaandheid en daardoor vernielt zij alles en voert tot het kwade ondanks de mooie schijn. Het gevaar schuilt in haar schijnbare onschuld. Zij werken en handelen buiten Christus om. Door Hem alleen wordt alle leven geheiligd, en buiten Hem wordt iedere gedachte en iedere handeling het rijk van de dood en van de duivel. »

16. « Zij bouwden een “grote kerk”, vreemd en buitensporig. Iedereen moest er binnengaan en er dezelfde rechten bezitten: lutheranen, katholieken, en sekten van allerlei aard. Het moest een ware “gemeenschap der ontheiligden” zijn, waar slechts één herder en één kudde zou zijn. Er moest ook een ‘paus’ zijn, maar die mocht niets bezitten en hij zou een salaris ontvangen. Alles was van tevoren voorbereid, en heel wat zaken waren al klaar. Maar op de plaats van het altaar was er alleen maar de “gruwel der verwoesting”. Ik zag alles wat overhelt naar het protestantisme steeds meer de overhand krijgen en ik zag de [katholieke] godsdienst steeds meer in verval raken. Er waren in Rome, zelfs onder de prelaten, heel wat personen met weinig katholieke gevoelens, die met succes aan deze zaak werkten (nl. aan de samensmelting der Kerken). »

Het onweer

17. « Ik zag een groot onweer komen vanuit het Noorden. Het naderde in een halve cirkel tot de stad met de hoge toren (Wenen), en het strekte zich ook uit naar het Westen. In de verte zag ik gevechten en boven verscheidene plaatsen strepen bloed aan de hemel, en ik zag dat er voor de Kerk eindeloos ongeluk en grote ellende in aantocht was. Boven die stad (Rome) komen verschrikkelijke dreigingen vanuit het Noorden. De stad zag ik in zulk deplorabele toestand, dat het minste vonkje overal vuur kon verspreiden. Ik zag Sicilië somber, schrikwekkend en verlaten door allen, die konden vluchten. Ik zag de Kerk volkomen geïsoleerd en helemaal verlaten. Alle mensen vluchtten. Overal zie ik ellende, haat, verraad, verlatenheid en volkomen verblinding. »

De anarchie in de Kerk

18. « Ik zie bij allen, zelfs bij de besten onder hen, een vreselijke hoogmoed, maar bij geen enkele van hen nederigheid, eenvoud en gehoorzaamheid. Zij zijn uitermate trots op de afscheiding, waarin zij leven. Zij praten over ‘geloof’, ‘verlichten’, ‘levend christendom’, maar zij verachten en beledigen de Heilige Kerk, waarin alleen het licht en het leven te vinden zijn. Zij plaatsen zich zelf boven iedere macht en iedere kerkelijke hiërarchie, en zij kennen noch de onderwerping, noch de eerbied voor het geestelijk gezag. In hun aanmatiging beweren zij alles beter te begrijpen dan de hoofden van de Kerk en zelfs dan de heilige kerkleraren. »

19. « Die ‘verlichten’. Ik zie ze steeds in een bepaald verband met de komst van de Antichrist-persoon, want ook zij werken door hun gedragingen mee aan de voltooiing van het mysterie van het kwaad. De tijd van de Antichrist-persoon is niet zo nabij als sommigen menen [zei Anna-Katerina vóór 1824]. Hij zal nog voorlopers hebben. Ik heb in twee steden professoren gezien uit wier school, die voorlopers zouden kunnen voortkomen. »

Bron: http://www.courlisius.org/ineenstorting_van

Nico van Hal: De bevestigingstheorie van dr. A.A.A. Terruwe

Met Weerhoudende Liefde

Het belang van de bevestigingstheorie van dr. A.A.A. Terruwe voor het Humanistisch Raadswerk,
Nico van Hal,
22 augustus 1997.

VOLGORDE VAN INHOUD
Motivatie
Inleiding
Psychische menswording
De frustratieneurose
Bevestiging als medicijn
Wat als de mens niet bevestigd is?
Hoe vindt ‘bevestiging’ plaats?
Bevestiging en zingeving
Bevestiging en raadswerk
Tenslotte
Noten

Motivatie

Sinds 1992 maak ik als fysiotherapeut gebruik van mijn scholing in de beginselen en vaardigheden van de haptonomie. Binnen de haptonomische benadering van patiënten of cliënten heeft de bevestigingstheorie van Terruwe een voorwaardelijke rol van betekenis voor de kwaliteit van het therapeutisch contact. Daar was ik mij tot op heden wel bewust van, maar dat bleef beperkt tot een subliminaal niveau: Ergens had ik wel het idee dat Terruwe mij het wezen van het intermenselijk contact had duidelijk gemaakt maar tegelijkertijd was de diepte van de eenvoud van haar theorie nog niet geheel tot mij doorgedrongen. De opdracht ter afsluiting van de cursus Systeem en Zorg aan de Universiteit voor Humanistiek bood mij de gelegenheid om deze theorie diepgaander te bestuderen dan ik tot op heden gedaan had. Mijn vooronderstelling bij de keuze van dit onderwerp luidde namelijk dat de bevestigingstheorie van Terruwe niet alleen voor de toepassing van haptonomie maar eveneens voor het Humanistisch Raadswerk van wezenlijk belang zou kunnen zijn. Om die vooronderstelling voor de lezer inzichtelijk te maken behandel ik in deze paper achtereenvolgens de levensbeschouwelijke uitgangspunten van Terruwe, het ontstaan van de bevestigingstheorie door de ‘ontdekking’ van de frustratieneurose, de bevestiging als psychotherapeutisch medium en het verband tussen ontkenning en zelfbevestiging in contrast met de bevestiging. Daarna behandel ik de bevestiging in een breder toepassingsperspectief: Wat is iemand bevestigen? Hoe vindt bevestiging plaats en hoe is de bevestiging kenbaar? en Wat is de betekenis van bevestiging voor zingeving? Daaruit volgend zal ik het mogelijk belang van de bevestigingstheorie van Terruwe voor de taakstelling en methode van het Humanistisch Raadswerk nader toelichten.
Het mag duidelijk zijn dat daar waar ik in deze paper de mannelijke vorm gebruik, ik tevens de vrouwelijke vooronderstel.

Inleiding

Het hele leven is een worsteling om de ware humaniteit. (A.A. Terruwe)
Anna Terruwe (1912) promoveert in 1949 in Leiden op haar dissertatie “De neurose in het licht der rationele psychologie”. Vanaf 1952 tot aan 1986 verschijnen er met een zekere regelmaat boeken van haar hand. Een aantal van die boeken is opgenomen in de Noten van deze paper. Terruwe behandelt daarin haar bevestigingstheorie in het licht van het leven, het (Rooms-katholieke) geloof en de opvoeding van kinderen. Dr. A.A.A. Terruwe is psychiater en dat perspectief is in haar uitgangspunten duidelijk traceerbaar.

Psychische menswording

De grondslag van haar gedachtengang wordt gevormd door “het feit, dat de mens, gelijk in alles, ook in zijn gevoelsleven een groeiend, zich ontwikkelend wezen is.” De ontwikkeling van het gevoelsleven verloopt volgens haar fasegewijs. Elke fase dient daarbij als voorwaarde voor een volgende ontwikkelingsfase. Zo ontkomt ook de ontwikkeling van het gevoelsleven volgens Terruwe niet aan de wetten zoals die gelden in de natuur waarin baby’s baby’s, kinderen kinderen en pubers pubers hebben moeten kunnen zijn, om uiteindelijk tot hun psychische volwassenheid uit te kunnen groeien.1 Terruwe noemt dit ontwikkelingsproces; ‘psychische menswording’.2 In dit proces is de mens onvermijdelijk bepaald tot “de roep van zijn diepste wezen om gelukkig te willen zijn”. Om gelukkig te zijn is het volgens haar nodig dat de mens voelt dat hij bij iemand hoort en dat hij bij iemand horen wilt.3 Een belangrijk kenmerk van psychische volwassenheid is dan de volwassen liefde, waarin men gelukkig kan zijn om de uniciteit en het welzijn van de ander.4 Om gelukkig te kunnen zijn om het welzijn van een ander is een besef van zelfwaarde een voorwaardelijk startpunt in de groei naar een psychische volwassenheid. Het besef van zelfwaarde komt voort uit de -belangeloze- ontmoeting met een ander die mij herkent en erkent in wie ik ben en anders ben. Zo zijn mensen voor hun psychische volwassenheid onvermijdelijk bepaald tot elkaar en elkaars verscheidenheid.5
Samengevat zou je kunnen zeggen dat Terruwe bij haar mensbeeld drie uitgangspunten hanteert.
In de eerste plaats vat zij het menselijk gevoelsleven op als een ontwikkelingsproces waarin te onderscheiden fasen elkaar moeten opvolgen opdat de mens de fase van de psychische volwassenheid bereikt.
In de tweede plaats gaat zij uit van een onvermijdelijke behoefte bij de mens om gelukkig te willen zijn. Deze behoefte bepaalt elke mens zodanig bij een ander mens dat daarmee de psychische volwassenwording in gang gezet wordt.
Hieruit volgt mijns inziens haar derde uitgangspunt. Om gelukkig te worden is het klaarblijkelijk nodig dat de ene mens de andere mens wil leren kennen. Specifieker; dat de ene mens het goede van de ander wil leren kennen en de ander gelukkig wil zien. Terruwe zelf tenslotte waardeert ‘het mét de ánder te kunnen zijn’ 6 als de voornaamste en meest fundamentele behoefte die de mens kent.
Hoewel haar Rooms-Katholieke levensbeschouwing zeker in aanmerking genomen moet worden, mogen we toch veronderstellen dat Terruwes levensbeschouwing in belangrijke mate bepaald wordt door haar professionele activiteiten. Met name de “ontdekking” van de frustratieneurose is van belang geweest voor haar ideeën over psychische menswording en de bevestiging die zij daarvoor nodig achtte. Het is daarom dat ik uitgebreid stil wil staan bij haar psychologische beschouwing zoals die beschreven is in haar boek ‘De frustratieneurose’.7

De frustratieneurose

Het ziektebeeld wat zij heeft onderscheiden van de tot dan toe door Freud beschreven verdringingsneurose is de frustratieneurose. Bij de frustratieneurose is er geen sprake van een verdringing maar juist van een gefrustreerd zijn van natuurlijke, sensitieve behoeften8; de gevoelsbevestiging is uitgebleven én wordt als een gemis ervaren.9 In ‘De frustratieneurose’ wordt dit geïllustreerd door de casuïstiek die voor Terruwe een directe aanleiding was om over haar interventies anders te gaan nadenken.
Het was een meisje van 25 jaar, doctoranda in de wis- en natuurkunde, uitermate intelligent, maar met een uitgesproken infantiel gebleven gevoelsleven. Zij was zeer angstig, en ik had de diagnose voorlopig gezocht in het beeld van de door energie gecamoufleerde angstneurose. Ik kon echter, ondanks mijn pogingen in die richting, niet het verdringingsmechanisme ontdekken, en er was weinig voortgang in de toestand te bespeuren. Op zekere dag zeide toen de patiënte tegen mij: ‘Dokter, al wat U doet, raakt mij niet. Ik zit al een half jaar hier bij U op de commode en steek mijn armpjes naar U uit; maar U neemt mij niet op.’10
Na deze ‘eye-opener’ ziet Terruwe in haar praktijk steeds vaker signalen die erop wijzen dat kinderen die gefrustreerd zijn geworden in hun natuurlijk verlangen naar veiligheid en tederheid een neurose kunnen ontwikkelen die duidelijk verschilt met die van andere neurosebeelden. In de loop van de tijd wordt haar door onderzoek duidelijk wat de diagnostische en therapeutische consequenties zijn van haar bevindingen.11
Omdat ik, mede op basis van mijn praktijkervaring, veronderstel dat de beschreven symptomatologie sterke overeenkomsten vertoont met hoe mensen zich kunnen voelen en zich kunnen gedragen in crisissituaties sta ik ook daar -uitvoeriger dan ogenschijnlijk het karakter van het raadswerk van mij vraagt- bij stil.

De symptomen van de frustratieneurose12 zijn volgens Terruwe:
(a) Een infantiel-egocentrisch gevoelsleven. Iemand met een infantiel-egocentrisch gevoelsleven zal steeds proberen anderen ‘naar zich te ordenen’. Dat wil zeggen dat hij zal proberen anderen zodanig te regisseren dat zij steeds rekening met hem zullen houden. In tegenstelling tot een rationele relatie (zakelijke relaties en kennissen) is er een onvermogen om met de ander een gevoelsrelatie (vriendschap) aan te gaan.
(b) Een fundamenteel gevoel van onzekerheid13. Het kind heeft het instinctief nodig te ervaren dat het niet alleen is, dat er iemand is “die zich zijn ‘zijn’ aantrekt”. Wanneer deze bevestigende aandacht (die in eerste instantie vooral lichamelijk voelbaar is) in het vroege leven gemist wordt blijft de mens in een psychisch onbevredigde toestand. Terruwe veronderstelt dat hier de diepste oorzaak (het fundament) ligt van een gevoelsonzekerheid. De andere oorzaak van hun gevoelsonzekerheid ligt in het gevoelde verschil tussen hun volwassen leeftijd en hun kinderlijke gevoelsinstelling.
(c) Een sterk gevoel van minderwaardigheid. Het gaat hierbij om een sterk gevoel van tekort te schieten ten aanzien van eigen lichaam, uiterlijk, kennis, kunde of geweten wat het gevolg is van hun onzekerheid. Terruwe: “Zij staan wantrouwig tegenover iedere genegenheid, en als men zich aan hen toewijdt en goed voor hen is, blijven zij steeds twijfelen, of men echt wel van hen houdt”.
Deze drie symptomen noemt zij “de ene zijde van het psychische beeld”.
De andere zijde wordt geformuleerd in het onderscheid wat zij maakt tussen de frustratieneurose en de verdringingsneurose. Volledigheidshalve: (d) Bij de frustratieneurose is er geen toename van angst of “energie” zoals dat bij de verdringingsneurose wel het geval is: Als bij de verdringingsneurose de angst primair is en de ontwikkeling secundair dan ligt dat accent bij de frustratieneurose net andersom. (e) Mensen die last hebben van een frustratieneurose kunnen genieten, mensen die last hebben van een verdringingsneurose daarentegen niet. De laatsten worden geremd in hun overgave aan het goede, de eersten zijn op zoek naar deze overgave. (f) Bij verdringingsneurosen is er altijd een object wat aanleiding geeft tot verdringing. Bij de frustratieneurosen is er niet zozeer een object wat aanleiding geeft tot angst maar meer het gevoel niet aangepast te zijn aan de omstandigheden .
Samenvattend zou je dus kunnen zeggen dat: Er volgens Terruwe sprake is van een frustratieneurose als iemand last heeft van een achterblijven in de ontwikkeling van zijn gevoel waarbij dat tot uitdrukking komt in het besef zich niet op een volwassen manier te kunnen verhouden tot anderen, zich onzeker en zich minderwaardig voelt. Angst, schuldgevoelens, depressiviteit en agressiviteit kunnen daar uitdrukking aan geven. Ter onderscheiding van de verdringingsneurosen wordt door Terruwe opgemerkt dat bij de frustratieneurose het verschijningsbeeld van de symptomen een statisch karakter heeft. Tevens is het opmerkelijk dat de persoon in kwestie, zoals zij dat zegt, “een vrije gevoelsinstelling ten aanzien van het zinnelijk goed” behoudt (=de mogelijkheid tot het kunnen genieten, nvh). Tot zover de psychopathologie van de frustratieneurose.

Bevestiging als medicijn

Het eerste wat iemand in zijn leven nodig heeft is een bevestiging van zijn ‘zijn’ 14. In “Geloven zonder angst en vrees” noemt Terruwe ‘bevestiging’ dan ook het meest adequate geneesmiddel voor de mens die zelf niet in staat is om goed contact te maken, die daarin angstig is of zich minderwaardig voelt.15 In eerste instantie gebeurt de bevestiging idealiter op tactiele wijze. In tweede instantie verbaal. Terruwe maakt hierbij een onderscheid tussen een vrouwelijke en een mannelijke benadering: de bevestiging door de vrouw zou meer tactiel (gevoelsmatig) van aard zijn terwijl die van de man meer verbaal (rationeel) zou zijn. Maar -zo relativeert zij dit onderscheid- gevoelsbevestiging is zowel voor de man als voor de vrouw van groot belang16: “(….)wat zij (lees: de cliënt, nvh) verlangt, en wat zij behoeft, zijn tactiele uitingen, die uit echte liefde voortkomen (…) zij moeten voelen, dat zij geaccepteerd worden(… ).” De cliënt vraagt dus a. gevoelsbevestiging door te tonen genegenheid en sympathie. Daarbij is bekwaamheid en deskundigheid van secundair belang omdat dat niet zozeer appelleert aan het gevoel van de cliënt maar meer aan het verstand. De hulpverlener -tot wie de cliënt zich als een kind verhoudt- zal met inachtneming van de verhoudingen, werkelijk sympathie (geduld, hartelijkheid, meeleven en toewijding) moeten tonen voor de hulpvrager. Maar de volwassen cliënt heeft niet genoeg aan gevoelsbevestiging alleen, die heeft ook b. de goedkeuring nodig van de therapeut. Terruwe noemt dat laatste de bevestiging van de persoon.17 De gevoelsbevestiging en de persoonsbevestiging vormen het fundament van de psychische uitgroei die overeenkomstig de natuurlijke groei18 zich fasegewijs en in geleidelijkheid zal moeten gaan voltrekken. De therapie van de frustratieneurose komt er in de woorden van A.W. Mante op neer dat “de therapeut de patiënt alsnog die waardering en zorg, liefde en tederheid schenkt, die deze in zijn jeugd heeft moeten ontberen, zodat zijn gevoelsleven zich alsnog ontplooit. Dit schenken van waardering aan de ander, waardoor die ander voelt en weet geaccepteerd te zijn zoals hij is, en goed te zijn zoals hij is, geeft hem ook zelfrespect en gevoel van eigenwaarde. Hij wordt als het ware aangemoedigd om de in hem sluimerende mogelijkheden tot werkelijkheid te laten worden en daarmede wordt hij ‘bevestigd’ in zijn ‘zijn’.”19
Wat als de mens niet bevestigd is?
Als de mens niet bevestigd is, blijft hij volgens Terruwe, altijd en noodzakelijk, zelfs tot op hoge leeftijd, nog streven naar bevestiging. Ter compensatie van een gebrek aan bevestiging door een ander, kan hij zichzelf gaan bevestigen. Dat kan iemand doen door zichzelf ten opzichte van een ander ‘groot’ te maken. Imagebuilding, statusverwerving, carrièredwang, naijver, betutteling, overbezorgdheid, achterdocht en gierigheid zijn daar relatief onschuldige voorbeelden van. Maar pogingen tot zelfbevestiging kunnen ook direct ten koste gaan van anderen. Leedvermaak, roddel, intimidatie, vandalisme, ongewenste intimiteiten, verkrachting en zelfs doodslag zijn volgens Terruwe eigenlijk ernstige pogingen tot zelfbevestiging.20 In het licht van bovenstaande is zelfbevestiging voor Terruwe daarom de grootste utopie die er in het leven bestaat.21 Zelfbevestiging in deze betekenis, beschadigt niet alleen de ander maar het ontkent tevens de goedheid en zelfs het bestaansrecht van de ander. Iedere poging om de ander niet te willen zien, niet te willen kennen is een ontkenning van de ander. Het is de ander van je afstoten en is daarmee een vorm van polarisatie, een verwijdering, die de ontmoeting en daarmee de kans op bevestiging onmogelijk maakt.

Wat is iemand ‘bevestigen’?

In ‘Bevestigend samenleven’ zegt Dr. I. Verhack dat bevestigen op de eerste plaats een ‘laten-zijn’ is.22 Het gaat hem dus om een attitude die ruimte biedt voor de eigenheid van de ander. Terruwe geeft daarvan een mooi voorbeeld in ‘Geef mij je hand’:
De man vertelde mij dat hij eens als kind op straat speelde en in een gevecht met een grotere jongen geslagen en verslagen werd. Zijn moeder had door het raam kijkend alles zien gebeuren. Huilend en schreeuwend was hij naar binnen gekomen en minuten lang vulde hij het huis met zijn gesnik. Zijn moeder bleef rustig in de kamer doorwerken. Er kwam geen woord van haar naar hem dat verwijt was of vermaning; niet ‘dat hij ook niet spelen moest met zoveel oudere jongens’; niet ‘dat hij ook niet luisteren wilde als zijn vader hem dat zei’; geen bevel tot stil-zijn nadat het huilen lang genoeg geduurd had. En eindelijk, na vele minuten, sprak ze de woorden die de jongen nooit meer vergat in zijn leven en die hem de liefde van zijn moeder zo onweerstaanbaar nabij gebracht hadden. Ze zei: “Heb je verdriet, Keesje?”23
Maar dit ‘laten-zijn’ heeft nog meer in zich dan dit voorbeeld duidelijk maakt. Het is meer dan een gedogen, meer dan een dulden, meer dan een toelaten. Bevestigen is volgens Verhack ook de andere mens als een ‘jij’ verwelkomen en opnemen in onze intersubjectieve leefwereld en ontmoetingsruimte.
In een boodschap die zij uitspreekt op zondag 21 januari 1973 voor de KRO radio zegt Terruwe het zelf zo: “Bevestiging wil zeggen: Jij mag zijn wie je bent – en zoals je bent – met fouten en gebreken – om te kunnen worden, die je in aanleg bent, maar zoals je je nog niet kunt vertonen – en je mag het worden op jouw wijze en in jouw uur (leestekens redactie radioprogramma Kruispunt, cursivering nvh).”24 Bevestiging is dus volgens Terruwe een onthulling van het wezen van de ander zodat hij kan gaan worden wie hij in potentie al is. Voor deze onthulling en voor dit wordingsproces is ruimte nodig. Verhack: “Daartoe moet diegene die bevestigt ook in zichzelf iets openen, misschien zelfs prijsgeven, om in zichzelf de ruimte voor de ander te kunnen maken.” Als ik vanuit die openheid de ander aan zichzelf bekend maak als zijnde ‘goed’ word ik onvermijdelijk eveneens zelf aan de ander onthuld als goed. Er is in de bevestiging dan ook sprake van een wederzijdse goedheidonthulling tussen mensen.25 Deze wederkerigheid gaat zover dat Terruwe, met betrekking tot de bevestiging, spreekt over “de ander onlosmakelijk aan mij binden” of “de ander onlosmakelijk vastmaken aan onszelf”. Het gaat hierbij echter wel om een binding zonder angst en dwang. Ik zou willen zeggen: Een binding in ‘weerhoudende liefde’ omdat Terruwe in de spanning van deze uitdrukking adequaat de afstand schetst tussen binding en het gewenste behoud van ieders eigenheid. Weerhoudende liefde is volgens haar namelijk; liefde of bevestiging die toegesneden is op de ontvanger. Zo is de intentionaliteit van de liefde van een ouder voor zijn kind anders dan de intentionaliteit van de liefde van diezelfde ouder voor zijn partner. Zoals Terruwe het formuleert: “…als de liefde om de een of andere reden niet ontvangen kan worden, is het de hoogste vorm van liefde, deze liefde niet te laten uitvloeien. Dit is dikwijls de liefde op haar tederst; zij respecteert de ander in zijn niet-zijn en in zijn niet-kunnen”.26 Met andere woorden: Iemand bevestigen is geen pose of een truc. Bevestigen is de ander persoonlijk in zijn ‘zijn en niet-zijn’ en in zijn ‘worden en niet-kunnen’ dienen. Bevestiging vraagt om een persoonlijk engagement.
Hoe vindt ‘bevestiging’ plaats?27
We zagen reeds eerder dat ook Terruwe ervan uitgaat dat de mens van nature behoefte heeft aan contact met andere mensen. Deze behoefte wordt volgens haar gevoed door een gevoel wat hem vraagt voor de ander(en) ‘een goed’ te zijn en om eveneens als een goed mens erkend te kunnen worden. Vanuit deze behoefte beweegt de mens zich naar de andere.
Indien diezelfde mens geconstitueerd is met de mogelijkheid tot het aangaan van gevoelscontacten kan hij een ander mens met onbaatzuchtige openheid tegemoet treden. Indien hij daarbij de ander als ‘goed’ herkent, wat een zekere mate van zelfoverstijging vraagt, en de ander deze herkenning opmerkt én ontvangen wil28, kan een sensatie van welbehagen in beiden lichamelijk voelbaar worden. Deze lichamelijke sensatie maakt het mensen mogelijk de bevestiging van een ander te leren herkennen. Bevestiging is dus lichamelijk kenbaar. Deze ervaring maakt de receptor bewust van zijn eigenwaarde waardoor het welbehagen in zichzelf verder versterkt wordt. Als de receptor zich vervolgens niet afsluit maar zich open blijft stellen, zal zijn gevoel, op zijn beurt, naar de ander toe merkbaar zijn. Indien de primaire actor zich daarvoor ontvankelijk toont is er sprake van een wederkerig gevoelscontact en daarmee van wederzijdse bevestiging.

Bevestiging en zingeving

Wanneer de bevestiging mensen voor het aangaan van contacten ontsluit (opent) dan is de mens naarmate hij zelf meer ontsloten raakt ook in staat anderen te ontsluiten en is hij in staat om zin- en waarde-onthullend op te kunnen treden. “Dit”, zegt Terruwe, “is nu waarmenselijk functioneren – en het is gelukkig zijn.”29 Bevestigen en bevestigd worden is in deze opvatting, dus echt menszijn en tegelijkertijd gelukkig zijn. Bevestigen en bevestigd worden geeft zin aan het leven omdat, zoals reeds opgemerkt is, de ervaring van wederkerigheid de vervulling is van de “meest fundamentele behoefte die de mens kent”. Iedere keer wanneer het zich voordoet zal deze zinervaring, volgens Terruwe, iets bijdragen aan de volheid van het bestaan, aan een gevoel van zekerheid en aan de ervaring van de eigen waardigheid. Door de verandering in het beleven van het ‘eigen zijn’ verandert ook het beleven van het andere zijn. Terruwe: “In dat gevoel van eigenwaarde, dat mij geschonken is, is het mij mogelijk de dingen van de wereld te onderkennen, niet alleen als goed in zich, maar als goed voor mij, (.), en als zodanig mijzelf te beleven aan de wereld der dingen: Het brengt mij tot een ‘in de wereld zijn’.”30 Psychische menswording heeft dus kennelijk ook consequenties voor de positie van waaruit het leven beschouwd gaat worden. Het brengt de mens, volgens Terruwe, van een ‘kennend zichzelf aantreffen in de wereld’ tot een ‘voelend zichzelf thuis voelen in de wereld’.31 Anders gezegd: Het brengt de mens vanuit ‘een op de wereld zijn’ tot ‘een in de wereld zijn’.

Bevestiging en raadswerk

Juist troost moet bij uitstek bevestiging inhouden, wil troost verlossen, verruimen en verblijden. (Terruwe)
De bevestigingstheorie is ontstaan uit Terruwes inzicht dat de mens de ander nodig heeft om gelukkig te kunnen worden. Bevestiging is binnen haar theorie een adequate methode voor de behandeling van mensen die last hebben van een frustratieneurose. Tot zover heeft haar theorie een psychotherapeutisch belang. Deze waarde wordt echter overstegen door het belang van de bevestiging als fundamentele zijnskwaliteit voor het menszijn in heel zijn breedte en diepte.32 Het gaat Terruwe niet alleen om de kwaliteit van de psychotherapie; haar zorg en inspanningen beogen ook de verbetering van de kwaliteit van de menselijke omgang in het algemeen. Ik zou willen zeggen: Het gaat haar om de kwaliteit van leven. Het is vanwege deze waarde dat de bevestigingstheorie, naar mijn mening, niet alleen binnen de psychotherapie of binnen haptonomische begeleiding maar ook binnen het humanistisch raadswerk serieuze aandacht verdient. Ik vermoed namelijk dat de bevestiging in het licht van een zijnskwaliteit ook bij existentiële problematiek niet alleen een noodzakelijke basisattitude is maar wellicht ook een goede methode is voor hulp bij levensvragen.

bevestiging als taakstelling

Zoals we gezien hebben veronderstelt Terruwe dat de bevestiging van het gevoel en van de persoon een facilitatie kan zijn van een open bestaanswijze. Bevestiging geeft dus toegang tot een ruimere belevingswereld. De ruimte die aldus ontstaat is het begin van de ‘psychische menswording’ die zich fasegewijs zal kunnen ontwikkelen tot een ‘psychische volwassenheid’ die gekenmerkt wordt door een volwassen, onbaatzuchtige liefde die vreugde biedt en een zich welbevinden in de wereld.33 ‘Toepassing’ van de bevestiging heeft dus volgens Terruwe een ‘ruimere belevingswereld’ en een ‘zich welbevinden’ tot gevolg. Ik merk op dat deze ‘effecten’ grote overeenkomsten vertonen met respectievelijk de ‘verruiming’ en de ‘verlichting’ die mr. dr. A.A.M. Jorna aanduidt als taakstelling voor het Humanistisch raadswerk.34 Ik meen, onder verwijzing naar en met instemming van zijn taakstelling, dat de ‘bevestiging’ dan ook als generale taakstelling van het Humanistisch raadswerk opgevat zou kunnen worden.
bevestiging: attitude en methode
Bevestiging is geen techniek, bevestigen impliceert een persoonlijke betrokkenheid op en met de ander waarbij ruimte vrijkomt voor een wederzijdse goedheidonthulling. Bevestiging als methode blijft daarmee beperkt tot de wil om de ander te leren kennen. Maar de attitude om de ander te willen kennen is wel iedere keer noodzakelijk voor de facilitatie van een gevoelscontact. Bevestiging is daarmee onvermijdelijk attitude en methode.

beperking en aanmoediging

Het effect van de facilitatie en het verloop van het contact zullen in belangrijke mate bepaald worden door de cliënt; tot hoever de cliënt zich wil laten kennen en door zijn behoefte aan bevestiging. Vanwege de wederkerigheid van het bevestigend contact zal dat eveneens gelden voor degene die bijstand verstrekt. Ook het ‘niet-kunnen’ van de raadsman limiteert de reikwijdte van de bijstand. Het tekent de kwaliteit van de hulpverlener als hij in het contact met de ander zich bewust wil worden van, en ernstig rekening houdt met zijn beperking(en). Anderszins mag de hulpverlener door de wederkerigheid van de bevestiging, erop vertrouwen dat de bevestiging niet alleen bij zal dragen aan de ontwikkeling van de cliënt maar ook zal bijdragen aan de ontwikkeling van hemzelf. Daardoor kan elk bevestigend contact een zinvolle stimulans zijn voor de ontwikkeling van deskundigheid en persoonlijkheid van raadsman en raadsvrouw.

Tenslotte

Alles van waarde is weerloos(Lucebert)
Tijdens de periode waarin ik bezig was met het schrijven van dit paper zond de IKON-televisie een documentaire uit over Ulrike Meinhof, voormalig lid van de gevreesde Rote Armee Fraktion. In het schrille contrast tussen haar ideologie en de ideologie zoals die mij van Terruwe bekend geworden was kwam ik tot het besef dat de consequenties van een mensmaatschappelijk engagement radicaal kunnen divergeren. Daar waar Meinhof haar betrokkenheid met de onderdrukten vertaalt in een gewelddadige aanval op de manco’s van het nuttigheidsstreven zoals zich dat nadrukkelijk manifesteerde in de wederopbouw van de voormalige Bondsrepubliek Duitsland, wijst Terruwe ons op de mogelijkheid om het goede, wat in potentie in ieder mens aanwezig is, te faciliteren. Daar waar Meinhof ernstig teleurgesteld raakt in de liefde en haar hoop nog slechts tot uitdrukking kan brengen in een rechtstreekse agressie tegen de exponenten van de maatschappelijke repressie, houdt Terruwe ons voor dat de liefde ons geloof waard is in de hoop op een betere toekomst.
Hoewel ik me in belangrijke mate kan verplaatsen in de frustraties van Meinhof (de valkuil van elk engagement) kies ik -als ik te kiezen heb- toch voor het liefdevolle optimisme van Terruwe omdat ik niet kan geloven in een humanere wereld als die door geweld tot stand gebracht zou moeten worden. Bij Meinhof werd haar keuze bepaald door de tegenstelling; een deel te zijn van het probleem of een deel te zijn van de oplossing. Ik meen dat als je geweld kiest als middel tot oplossing je tezelfdertijd een ernstig probleem creëert. Beter is het, volgens mij, te kiezen voor de weerhoudende liefde, laten we zeggen; voor de kunst van de onbaatzuchtige liefde, want ik geloof dat uiteindelijk slechts onbaatzuchtigheid dat kan laten bestaan wat waarde heeft.

Noten

1. De Frustratieneurose, Dr. A.A.A. Terruwe, Romen, Roermond, 1972, blz. 7-8.
2. Mens-Geworden Zijn en Bevestiging, Dr. A.A.A. Terruwe, De Tijdstroom, Lochem. 1973, blz. 15.
3. Handen op de Rug, Gesprek van Ad Langebent met Dr. A. Terruwe, De Tijdstroom, Lochem, 1974, blz. 4.
4. Zie 3, blz. 13: “pluriformiteit met name is een eis van de liefde zelf, een uitdrukking van behoeden van eigenheid van mensen onder elkaar.”
5. Interessant is het om deze gedachtengang te vergelijken met die van de Franse filosoof Levinas. Zie daarvoor bijvoorbeeld ‘Admirable commercium ofte wonderbaarlijk ruilverkeer’ van Drs. P.M. Rombaut op blz.63-68 in Bevestigend Samenleven, Prof. dr. H.Vekeman (ed.), Frank Runge, Köln (D), 1987.
6. Geef Mij Je Hand, Dr. A.A.A. Terruwe, De Tijdstroom, Lochem, 1978, blz. 23. “Het met de ander te kunnen zijn” is een citaat van Heidegger.
7. In 1962 verschijnt de eerste druk van De Frustratieneurose bij Romen in Roermond. In 1981 verschijnt de vijfde en tot nu toe laatste druk bij De Tijdstroom te Lochem. Voor deze paper gebruik ik de derde druk uit 1972.
8. Zie 1, blz. 9. En voor een kritisch commentaar op haar onderscheid tussen deze neurosen, zie onder andere haar collega Dr. J.J.C. Marlet op blz. 69-79 in Bevestigend Samenleven, Prof. dr. H.Vekeman (ed.), Frank Runge, Köln (D), 1987.
9. Geloven Zonder Angst En Vrees, Dr. A.A.A. Terruwe, Romen, Roermond, 1973, op blz. 44 staat: “De kennis van het goed in zijn prilste vorm begint in het ervaren van het gemis.”
10. Zie 1, blz. 4-5.
11. Zie 6, blz. 20.
12. Voor een uitgebreide beschrijving van de symptomatologie zie 1. blz. 11-46.
13. Op blz. 15 In Geloven zonder angst en vrees voegt zij daar aan toe dat het zou gaan om een zeer diepe levensangst.
14. Zie 1, blz. 60.
15. Zie 9, blz. 15.
16. Zie 1. blz. 61 en 68.
17. Zie 1. blz. 63.
18. “de natuur zijn gang laat gaan” (Terruwe)
19. ‘Werk en Leer van Mevr. Dr. A.A.A. Terruwe’ door Dr. A.W. Mante, blz. 21-36 in Bevestigend Samenleven, Prof. dr. H.Vekeman (ed.), Frank Runge, Köln (D), 1987.
20. Zie 2, blz. 23-24.
21. Zie 3, blz. 6.
22. ‘Een filosofische kijk op bevestiging’ door Dr. I. Verhack, blz. 51- 62 in Bevestigend Samenleven, Prof. dr. H.Vekeman (ed.), Frank Runge, Köln (D), 1987.
23. Zie 6, blz. 50.
24. Blijft het Duister nu ons Licht?, Dr. A.A.A. Terruwe, tekst van een toespraak voor het programma ‘Kruispunt” van de KRO op zondag 21 januari 1973, blz. 5.
25. Zie 2, blz. 16.
26. Zie 9, blz. 40.
27. Zie 9, blz. 34-36.
28. Zie 3, blz. 5: “Aangeraakt willen worden door de herkenning”.
29. Zie 2, blz. 17.
30. Zie 9, blz. 36.
31. Zie 2, blz. 14.
32. Zie 3, blz. 7-9. In het vraaggesprek met Langebent analyseert zij vanuit haar visie de oplossing van de gijzeling van de Franse ambassadeur in september 1974.
Zie ook 19, blz. 35.
33. Onbaatzuchtig geven en ontvangen is het geven en ontvangen zonder dat daar wat tegenover moet komen te staan. Met andere woorden dat is iemand iets schenken zonder op een tegengift te hopen of dat is van iemand iets ontvangen zonder bij zichzelf de behoefte te voelen opkomen een tegenprestatie te moeten leveren.
Onbaatzuchtig ontvangen drukt, volgens Terruwe, een grotere geopendheid uit dan onbaatzuchtig geven. Onbaatzuchtig ontvangen vereist dan ook, volgens haar, een dieper menselijk gerijpt zijn (Zie 2, blz. 19).
34. Uit mijn Collegedictaat; gemaakt op 28 mei 1997. College in het kader van de cursus Systeem en Zorg deel II, gehouden door hoofddocent Praktische humanistiek, mr. dr. A.A.M. Jorna.

Overige geraadpleegde literatuur:

Grondbeginselen van Levenskunst, Dr. A.A.A. Terruwe, Romen, Roermond, 1968
Dr. A. Terruwe en Het Menselijk Geluk, tekst van een KRO-televisieprogramma gemaakt door Willibrord Frequin, uitgezonden op 18 mei 1971
De Liefde Bouwt een Woning, Dr. A.A.A. Terruwe, Romen, Roermond, 1972

Bron: http://www.terruwe.nl

Koor Rejoice in Nieuwenhagerheide

Rejoice

Het jongerenkoor Rejoice is eind 2004 opgericht als een vervolg op het jeugdkoor van de parochie H. Hart van Jezus Nieuwenhagerheide. Het koor bestaat uit 9 leden. De deelname aan de koorcd award was voor het koor een activiteit in het kader van het 5 jarig bestaansjubileum. Het repertoire bestaat uit religieuze liederen. Daarmee luistert Rejoice een aantal missen op in de parochie van Nieuwenhagerheide. Jo Louppen bespeelt de elektrische piano en dirigeert het koor.

Luister hier naar: Kyrie Jazz Mass (B. Chilcott) (bron: www.open.ou.nl)

Meer weten over religieus (jongeren)koor Rejoice?

Contact: boschjackie@hotmail.com

Bron tekst vgl. http://koorcd-sez.blogspot.com/2010/04/63-rejoice.html,

Bron: afbeelding https://geudens.blog/wp-content/uploads/2011/09/img_1222.jpg?w=300

Anna Terruwe Scriptieprijs

Bevestigingsleer

Dr. Anna Terruwe ontwikkelde zij in de jaren vijftig de zogeheten ‘bevestigingsleer’, een theorie die haaks stond op het in de psychiatrie dominante – freudiaanse – mensbeeld. Kerngedachte van de door haar ontwikkelde ‘bevestigingsleer’ is dat elk mens bevestiging nodig heeft om ten volle mens te worden en daarvoor is aangewezen op intermenselijk contact. Hoewel zij de bevestigingsleer ontwikkelde vanuit en voor de therapeutische praktijk, werd al spoedig duidelijk dat ‘bevestiging’ een veel breder bereik had dan de praktische en theoretische psychologie. In de jaren zeventig kon dr. Terruwe rekenen op grote belangstelling vanuit de samenleving en diverse wetenschapsgebieden.

Bevestigingsleer
Anna Terruwe ontdekte dat mensen door het streven naar zelfbevestiging zó met zichzelf en met anderen ‘in de knoop’ kunnen raken, dat een neurotische misvorming optreedt. Ze heeft als eerste deze ‘frustratieneurose’ nauwkeurig beschreven en deze kennis ingezet in een doelgerichte therapie. Volgens dr. Terruwe hebben mensen van jongs af aan bevestiging nodig om niet alleen lichamelijk, maar ook psychisch en geestelijk tot een volwaardig mens te kunnen uitgroeien. Later kwam ze tot het inzicht dat ook een menselijke samenleving als geheel fundamenteel kan scheefgroeien door het streven naar zelfbevestiging. Een samenleving is in dat geval primair gericht op eigen grootheid of machtsvertoon. Maar juist daarom vervalt ze er gemakkelijk toe andere mensen en samenlevingen als inferieur te zien en denigrerend te behandelen. De zo vaak voorkomende samenhangen tussen zichzelf voortjagen en anderen weg te stoten heeft dr. Terruwe steeds weer onder de aandacht gebracht.

Voort laten leven en bevorderen
De in 1981 opgerichte Dr. Anna Terruwe Stichting zet zich in om het gedachtegoed van dr. Terruwe in brede zin te laten voort leven en te bevorderen. De ingestelde jaarlijkse scriptieprijs is een van de uitwerkingen daarvan aan de RU Nijmegen.

Informatie:  http://www.terruwe.nl  en  http://www.anna-terruwe.nl

Bron:  http://www.ru.nl/snuf/voorzieningen/scriptieprijs_dr/bevestigingsleer